De jongeman naderde me in een hip, zwart kostuum, zijn colbert fladderend door zijn energieke tred. Over zijn linkerschouder hing een reistas — hij was vast en zeker op weg naar een meeting in Londen of New York, bedacht ik me.
In zijn rechterhand droeg hij een halve thermosfles van Starbucks mee. Ik wedde dat ie de koffiebonen speciaal uit het buitenland had laten bezorgen en vanmorgen zijn designmachine een Café Estima Blend of een simpele Breakfast Blend had laten maken. Zo zag hij er wel uit, voor mij.
De aanblik van de tegemoetkomende jongeling benauwde me. Straks kwamen we dicht genoeg bij mekaar om mekaar te begroeten en wat dan? De kans was groot dat er bij mij zo’n dichtgeknepen of piepend “Hai” uit zou komen waarmee ik mezelf onsterfelijk belachelijk zou maken en meteen weggezet als loser eerste klas.
Ik haalde diep adem en besloot het lot zijn werk te laten doen.
Op het begroetmoment hoorde ik mezelf krachtiger en nonchalanter dan ooit “G’morgen” zeggen — exact gelijk getimed met zijn krachtige en nonchalante “G’morgen”. Precies goed. Niet te luid, niet te zacht. Niet haperend, maar vloeiend. Als een succesvolle man van de wereld.
Even, heel even, waren de jongeman en ik gelijk.
[Zo voelde dat, tenminste. Tevreden stapte ik verder. Deze dag kon beginnen.]
Had je je nieuwe bril wel op?
{Mowl: zoals altijd.}
Leuk om de dag op zo’n zelfzekere manier te beginnen 🙂 Verloopt de rest automatisch ook al een stuk beter hé?
{Mowl: zo is het maar net.}
het moet wel God geweest zijn die je tegengekomen bent, kan niet anders….
{Mowl: nee, Zij gelooft niet in Mij.}