Een eindje verderop in de straat stond de verdonkerde gedaante van de bejaarde bewoner in zijn woonkamer verscholen achter de halfgesloten jaloezieën.
De man had zijn winterjas aan, een rode sjaal om zijn hals en een gleufhoed op zijn hoofd. Hij stond — zo leek het — te wachten tot iemand hem kwam ophalen om ergens mee naartoe te gaan.
Als hij me naar binnen zag kijken dook hij weg achter het gordijn. Ik deed net of ik hem niet had gezien en liep verder.
Even later, wanneer ik terugkeerde, wachtte de man nog steeds half verscholen achter gordijn en zonneblinden. Als je niet wist dat ie er stond, had je hem onopgemerkt voorbij gelopen.
Bij het passeren voelde ik dat hij me nakeek met de bepaalde bitterheid van een oude man die moet wachten tot hij wordt opgehaald.
Maar misschien verbeeldde ik me dat.
[Het is december. Misschien dat dit een soort van Dickens-gevoel bij me opwekt. Als het nou maar niet gaat sneeuwen.]
Tijdgebrek laat mij minder reageren dan ik zou willen, maar voor deze moet ik tijd maken. Geniaal, meer niet minder!
{Mowl: bloos.}
Typisch gevalletje deeltaxi.
{Mowl: wie weet.}
How did you know that he was sombre
when he was hidden behind
the curtains ?
And even assume that he was bitter
without clearly seeing his face ?
{Mowl: ik weet niks, dat is het mooie van verbeelding.}
Toch zou het meisje met de zwavelstokjes jaloers op hem geweest zijn. Alleen zij, dat wel.
{Mowl: hoe liep het ook alweer met haar af?}