Ik had geen spin gezien, laat staan gehoord. De man achter de piano wel.
“Teveel data.” schudde hij zijn hoofd tijdens het spelen. “Die kinderen…” Hij zette zijn aanslag extra hard om het uitdovende gejoel achter zich te overstemmen.
“Alle geluiden maken me gek.” zei hij. “Ik hoor teveel. Ik hoor alles.” Hij keek schuin omhoog. “Ik hoor zelfs die verdomde spin nog, daar in dat hoekje.” Onwillekeurig keek ik omhoog, naar dat hoekje. Ik zag natuurlijk niks, ik hoorde nog minder.
De man achter de piano speelde door, zijn blik gericht op de toetsen.
“De nacht is stil,” zei hij, terwijl zijn toucher verzachtte. Hij sloot er de ogen bij. “Ik dwaal het liefst door de stad in de nacht,” zei hij, “dan is het stil.”
Hij sloot de klep. Zijn handen gleden op zijn schoot. Hij keek me aan.
“Daarom wacht ik altijd op de nacht.” zei hij.
Mooi!
Wat ontroerend echt beschreven Rene.