In de drukte pakte de bejaarde vrouw me bij mijn onderarm.
“Mag ik je even wat persoonlijks vragen, René?” vroeg ze samenzweerderig. Ik knikte. Ik hou van samenzweringen.
“Tuurlijk.” zei ik. De vrouw boog iets naar voren. Haar ogen priemden.
“Klopt het dat jij bijna vijfenzestig bent?” fluisterde ze. Ik was blij dat ik niks in mijn mond had, maar aan haar blik zag ik dat ik een heel bijzonder gezicht trok.
“Vijfenzestig?” zei ik (ik voelde een druppel vallen). “Tuurlijk niet.” De bejaarde vrouw ging weer rechtop staan. Ze vouwde de handen onder haar boezem.
“Zie je wel.” zei ze. “Dat zei ik ook al tegen Joost. Ik zei daarnet nog tegen Joost: welnee, die René is nog lang geen vijfenzestig – volgens mij is hij nog geeneens zestig, zei ik.”
[Ik kende Joost niet; ik wist niet wie hij is – maar misschien is dat wel beter zo.]
Die L op de ‘feesthoedjes’ intrigeert me -;)
{Mowl: die L staat voor Les, natuurlijk.}
Die Joost is voorlopig nog niet jarig.
{Mowl: geen idee.}
Nog geeneens veertig, toch?
{Mowl: heb ik al gezegd dat ik van je hou?}