De twee jongens vormden een onwaarschijnlijk vriendenpaar. De ene was te lang, te dik en te slonzig. De ander was het type fotomodel. Maar ach, zo onwaarschijnlijk zijn vriendenparen wel vaker.
Ze fietsten naast elkaar en waren zo te zien op weg naar school. Een meisje stond aan de kant van de weg. Ze zwaaide. Fotomodel remde af.
“Even wachten, Henri.” riep hij zijn vriend na. Hij stopte zonder meer en zei wat tegen het meisje. Ze lachten allebei. Dan zoenden ze elkaar prompt op de mond.
Henri minderde even vaart in het begin. Dan keek hij om en zag het stel minnen. Hij draaide zijn hoofd terug en reed door om voorlopig niet meer te stoppen.
[Hij trapte zwaar wiegend zich een weg uit deze rottige romantiek.]
Wie beweerde er dat het leven eerlijk was?
{Mowl: ik niet, in elk geval.}