“Zo hé!” zei de conducteur.
“Wat?” vroeg de andere. De eerste knikte in de verte. Daar stond nog een vakgenoot: eentje met een imposant figuur vol spieren die bijna uit zijn uniform knapten en met het gezicht, de haren en de glimlach van een fotomodel.
“Dat is Kevin.” zei de conducteur.
“Mmm.” zei de collega.
“Als ik homo was, dan wist ik het wel.” zei de eerste conducteur.
“Anders ik wel.” zei de ander. Ze waren beiden even stil om naar Kevin te kunnen kijken.
“Maar ik ben natuurlijk geen homo.” zei de eerste toen.
“Natuurlijk niet.” zei de ander.
[Terwijl Kevin wachtte op zijn trein, bleven twee conducteurs naar hem staren.]
Ach, homo kun je altijd nog worden.
{Mowl: ging eigenlijk vanzelf.}
Als ik homo was wist ik het ook wel.
{Mowl: dat weten we.}
En wat vond de enige die er werkelijk verstand van heeft, van Kevin?
{Mowl: inmiddels vind ik alles lekker.}
een foto van Kevin was wel heel erg op zn plaats geweest
{Mowl: heb je geen fantasie, of zo?}