Het is onmiskenbaar oorlog in de lucht, voor wie het horen wil. Vogels bestoken elkaar met alles overstemmende zangpatronen. Een donkerblauw busje houdt stil voor een bouwproject. Twee mannen in overall stappen uit. De één draagt een emmer.
“Morgen.” groet ik. Ze grommen iets terug. Het is nog vroeg, begrijp ik.
De legers in het zwerk zijn onzichtbaar. Onmiskenbaar is het afweergeschut het welluidendste ooit. Ik kijk omhoog. Enkel schimmen. Misschien beweegt er iets, misschien bedriegen mijn ogen me. Ik zou nachtvisie willen hebben. Zodat ik alles kon zien wat door het duister wordt bedekt.
“Is Piet er niet?” hoor ik de man met de emmer zeggen. De ander antwoordt niet. Ze lopen het bouwterrein op, ik ga verder. Zo gaat het dagen.
[Mijn routine is een epische film, besluit ik. En de lente heeft de score geschreven.]
Wij wachten met smart op de eerste blaadjes aan de ginkgo.
{Mowl: En wij met jou.}