|
Uit de auto die voor ’t huis geparkeerd is stappen twee paraplu’s. Ze worden vastgehouden door twee dames van middelbare leeftijd — nou, vooruit: twee onbestemde dames.
De regendruppels vallen gestaag op de schermen. De vrouwen lopen naar de achterklep van de auto. Eentje haalt d’r iets uit, de ander kijkt toe en wacht. De kofferruimte wordt weer gesloten. De beide dames lopen de straat en m’n zicht uit.
Als dat ’t hoogtepunt van m’n dag is, denk ik, dan nog licht geamuseerd, dan is ’t wel heel droef met me gesteld. Ik ga met ’n glimlach en hoopvol gestemd op de bank zitten. M’n blik is naar buiten gericht.
[Enkele uren later schrijf ik dit. M’n glimlach is verstard. Net als m’n humeur.]
You won’t reach the peak
of the day by sitting
on the couch.
{Mowl: dan ken je m’n dagen niet.}
Eigenlijk is het nog erger dat jouw stukje hierover het hoogtepunt van mijn dag is…
{Mowl: hoe triest is dat.}