![]() |
|
“Jeetje, hoe hard heb jij ’m eigenlijk staan?”
D’r zaten ’n jongen en ’n meisje tegenover mekaar op ’n bankje. Ze hoorden bij mekaar maar zagen d’r niet uit als gelieven — of hoe noem je dat wanneer twee mensen net geen kinderen meer zijn maar ook nog lang niet volgroeid? — eerder broer en zus. Door de dopjes in de oren van ’t meisje lekte stevige muziek die ook voor de onvrijwillige omstanders zonder enige moeite te horen moest zijn.
“Hè?” zei ’t meisje terwijl ze ’n schelpje uit d’r oor plukte. De jongen wees ernaar.
“Hoe hard of ie staat.” zeidie. “Ik kan ’t hier horen.”
’t Meisje keek in d’r tas en haalde ’t apparaatje d’ruit.
“Veertig.” zei ze. “Hoezo?”
[“Laat! Laat!” gilde ’t meisje toen de jongen de speler uit d’r handen wilden pakken. “Laat!” Het klonk dreigend genoeg voor de jongen om op te geven en z’n handen in onmacht boven zijn hoofd te houden. “Aso.” zei hij. “Lul.” zei ’t meisje en plugde ’t dopje weer in d’r oor. Als ’t had gekund had ze ’t geluid boven de veertig gedraaid.]
Die nette jongen belichaamt dan weer de hoop van de natie.
{Mowl: zoals elke nette jongen.}
Inderdaad aso
{Mowl: nou.}
En beschrijf je morgen hoe eerst haar trommelvliezen en daarna haar hoofd explodeerde? Heerlijk, die vervolglogjes…
{Mowl: heb ik je nu teleurgesteld?}
Domme snol.
{Mowl: je hebt ’t niet tegen mij, mag ik hopen?}
Tegenwoordig loopt er ook allemaal volk rond met muziek via de mobiel op de luidspreker. Dat is pas irritant.
Wel beter voor je oren.
{Mowl: waar is die ouwerwetse stilte gebleven?}
Dan is zo’n zwerver als gisteren toch een stuk rustiger….
{Mowl: daar heb je tenminste geen last van.}
Niets verkeerd mee! Laat zij later lekker doof worden!
{Mowl: later duurt nog zo lang.}