|
“Elke keer als ik zwanger werd ben ik ook gestopt met roken.” zei collega M.
“Elke keer? Alsof je ’n legbatterij bent.” schamperde ik.
“Nou,” zei ze, “ik ben anders vier keer bevallen. Me dunkt.”
“Vier keer?” Ik haalde m’n neus d’r voor op. “Da’s niks. Mijn oma heeft twaalf kinderen op de wereld gezet.”
Verslagen keek M me aan.
“Dan heeft ze zeker nooit gerookt, hè?” veronderstelde ze.
[Wat ’n juiste aanname was. Oma’s rookten vroeger trouwens überhaupt niet. Opa’s, echter, rookten pijp, maar dat is ’n heel ander verhaal.]
Mijn Brabantse oma rookte niet. Mijn Turkse oma rookte oevrigens ook niet, maar dat was alleen de officiële lezing..
{Mowl: maar hoeveel kinderen hebben ze gebaard?}
Respectievelijk 9 en 3. Volgens de officiële lezing dan.
{Mowl: dan is ’t inderdaad nog maar de vraag of je Turkse oma echt niet rookte.}
Er zullen genoeg oma’s geweest zijn die rookten toen ze zwanger waren vroeger.
{Mowl: ’n beter argument tegen roken heb ik zelden gehoord.}
Mijn oma rookte en had vier kinderen.
{Mowl: zie je wel?}
Oma’s rookten mee. Ook als ze zwanger waren.
{Mowl: maar dat mocht toen nog.}