|
“Ach, wil jij misschien twee plakjes ontbijtspek uit de koelkast pakken?” vroeg Brrrr. Ik werd blij.
“Ga je ontbijt maken voor ons?” juichte ik te vroeg.
“Voor mij.” verbeterde Brrrr me. “Jij hebt worstjes.”
De teleurstelling kon nauwelijks groter zijn. Ik dacht aan ’t wittebrood dat, nog warm van ’t roosteren, bekleed met ’t krokant uitgebakken spek en daaroverheen ’t roerei, dat door Brrrr met liefde en verse kruiden tot ’n lobbige lekkernij zou worden samengesteld, vergezeld van fris geperst grapefruitsap, ’n waarachtig koninklijk ontbijt mocht worden genoemd.
Maar ja, ik had worstjes.
[“Verrek.” zei Brrrr, toen ie ’t sap in de koelkast wilde opbergen, “Waarom zei je niet dat we nog meer spek hadden? Dan had ik voor jou ook wat gemaakt.” Hij zag aan m’n ogen dat ie snel over iets anders moest beginnen.]
Wat een leuk woord, ‘lobbig’.
Ik moest erg lachen om het ‘veertien’, ‘een vier’ supermarktverhaal.
Groeten, ook aan Brrrr,
Bert
{Mowl: ah, je hebt Poerim overleefd, zie ik.}
Voortaan gewoon het zelfde ontbijt eten
{Mowl: maar d’r waren geen worstjes voor Brrrr.}
Ga je hem nu een schuldgevoel aanpraten?
{Mowl: alsof dat zou kunnen.}
Wat een vettigheid in huize Mowl ’s ochtends.
{Mowl: niks vet — uitgebakken!}
Dat je het uithoudt daar in huis.
{Mowl: ach, zolang ik nog worstjes krijg.}
oh oh, stoute Brrrr zo René verwaarlozen.
{Mowl: maar ik kreeg wel worstjes.}
Ik wilde het al zeggen… mankeer je wat aan je handen 😉
{Mowl: en m’n worstjes dan?}
Can’t you make bacon and eggs
for yourself ?
{Mowl: jawel. Maar ik had worstjes.}
You can’t have it all.
{Mowl: dat blijkt.}