|
Ik heb iets tegennatuurlijks in me. Dat valt vooral op als d’r iets te beklimmen is.
D’r is ’n deel in me dat niet wachten kan om de treden te bestijgen & hoger & hoger te gaan. Maar tegelijk weet ik van ’t bestaan van ’t, op dat moment nog sluimerende, deel dat panisch wordt wanneer ik de vaste grond onder m’n voeten kwijtraak.
In de regel negeer ik die wetenschap om bij ’t bereiken van ’t hoogtepunt keihard geconfronteerd te worden met ’t gierende ontwaken van m’n hoogtevrees.
Gelukkig is de zo ontstane paniek geen blijvertje. De volgende keer zal niets me dan ook weerhouden om de trap op te gaan.
[Thuis heb ik dat niet, bedenk ik me nu. Maar thuis hebben we dan ook geen vuurtoren.]
Maar het mooie uitzicht overstemde uiteindelijk je hoogtevrees?
{Mowl: o nee.}
Ik heb zelf meer met geheime kelders en gangen.
{Mowl: & boekkasten met verborgen deuren.}