|
Hoewel ’t scheen te dooien, sneed de wind ijskoud doorheen truien en dassen. Zwijgend liepen we diep weggedoken de straat omhoog. ’n Buurtvrouw kwam ons tegemoet, ’n boodschappenwagentje achter zich aan trekkend. Ze keek überblij, zoals je tegenwoordig eigenlijk alleen nog maar bij de uitgang van sommige kerkgebouwen kunt gewaarworden. We zwegen voort.
Toen we mekaar kruisten, deed ze ’n stapje opzij, nog immer voorzien van ’n getuigenisglimlach. We knikten vriendelijk en liepen door.
“Wat ’n gruwelijk geluk.” mompelde ik, toen we eenmaal veilig buiten d’r gehoor waren.
[Brrrr gromde. Dat verklaarde ik als instemming.]
Gelukkig heb je dan een kist met sinaasappels bij de hand.
{Mowl: altijd handig en ook nog gezond.}
Wat een treffende en dichterlijke titel!
{Mowl: ah, u is d’r eindelijk ook weer?}