Achteruit

Snakkend
naar een teken
van menselijk leven
zagen we eindelijk
een bordje met
verboden toegang.
Harry de Jong

Ik hielp hem zoeken, de tachtiger, en hij wilde meekijken. Daarbij kwam hij wel erg dicht in mijn buurt.

“Wilt u een beetje afstand houden?” vroeg ik. Ik zei het heel beleefd, vond ikzelf. De man hoorde het niet of verkoos het niet te horen. In plaats daarvan zette hij nog een stapje in mijn richting. Ik week uit naar achteren.

“Zo kan ik u niet helpen, meneer,” zei ik. Hij deed verbaasd – spottend misschien zelfs.

“En waarom zou ik afstand houden?” vroeg hij – daadwerkelijk honend. Er leek hem ineens een licht op te gaan. “Toch niet vanwege corona?” schamperde hij, “Geloof je daar soms in?”

Ik wilde me niet achter regels verschuilen.

“Alstublieft meneer,” bad ik, “ik vraag het u vriendelijk.”

Het gezicht van de man vergrimde.

“Ik ben een klant,” zei hij, “je hebt me niks te vertellen.”

Ik slikte.

“En ik ben een mens,” wist ik nog.

Standaard