Op zoek

“Te laat” is de grote doodsklok van de geschiedenis. Rudolf Augstein

Hij wist niet waar zijn ouders waren, vertelde hij, en daarom ging hij naar het museum.

“Niet dat ik denk dat ik daar antwoorden krijg,” zei hij, “maar mijn zoon misschien wel. Hij is op zoek naar zijn opa.”

Die was onthoofd, zoveel was duidelijk.

“En mijn moeder ook,” zei de man, “door de Jappen. Maar ik weet niet waarom.”

Dat stak hem nog het meest, zag ik. Zijn vader, dat begreep hij nog wel, ergens. Die was tenslotte een Hollander. Maar zij?

“Zij niet,” schudde hij, “ze had niets gedaan.”

Maar dat was niet alles.

“Ik weet niet eens waar ze begraven zijn,” zei hij, “alleen dat hij in het KNIL zat. Maar niet waar hij ligt. Of mijn moeder.”

En nu ging hij dan naar de tentoonstelling.

“Ik zal geen antwoorden meer krijgen,” zei hij, “dat verwacht ik niet. Maar mijn zoon – wie weet. Hij is op zoek.”

Standaard

Modder

Spreken is zilver, zwijgen is goud, blijven zwijgen modder. Piet Theys

Ik wilde niet. Ik wilde heel veel niet.

Allereerst wilde ik geen uitnodiging krijgen voor een feestje met een ongekend aantal gasten. En ik wilde hierover al helemaal niet in discussie gaan omdat er volgens mij niks meer te duiden viel. Maar ik wilde ook niet voor anderen denken.

Dus zei ik maar niks toen er iemand meldde toch te zullen gaan.

“We houden afstand,” verzachtte ze, en: “het is buiten.”

Vast, dacht ik, maar daar ging het niet om. En waar het wel om ging wilde ik niet meer uitleggen.

Maar ik dacht wel.

Aan de gastvrouw van dat feestje die corona een complot meende. Die Black Lives Matter geënsceneerd dacht. Die Joden achter dit alles wist. En nog meer, en nog meer. En dat alles toch nog liefde durfde te noemen.

Die afstand houden kan nooit toereikend zijn, dacht ik.

Want daarbij gezien worden – dat wilde ik niet.

Standaard

Verdoold

Een vat geleerdheid is nog geen druppel wijsheid waard. Pythagoras

De staat van lethargie waarin onze samenleving zich grotendeels lijkt te bevinden heeft me in dien mate doen verstuggen dat ik soms mezelf niet meer herken. Het is bijna of ik de providentie smeek me voor deze hoogmoed te bestraffen.

Twee dames hadden de lijn overschreden, waarachter ze hadden moeten blijven staan wachten. Er was een bordje bij gezet, nota bene, waar ze duidelijk niet naar hadden gekeken. Hier wachten, stond er geschreven. Ik wees ze erop.

“U moet daar staan,” zei ik, “achter die lijn.”

Ze keken me verbaasd aan.

“Heeft u het bordje soms niet gezien?”

Schroomvallig kenden ze hun plaats. Ik keek hoofdschuddend toe.

Als ik klaar was liep ik verder, content, als steeds, met mezelf.

“U loopt verkeerd,” hoorde ik één van de beiden roepen, “u loopt tegen de pijlen in.

Ik veinsde plotselinge doofheid, natuurlijk, maar torste de woorden als Sisyphos’ rotsblok met me mee.

Standaard

Laatste kans

Alles vervloeit. Heraclitus

Een jongen – hoe oud hij was, wist ik natuurlijk niet, maar toch zeker een jaar of acht, dacht ik – zat met opgetrokken knieën op een stoeltje en huilde, net toen ik voorbijliep. Ik stopte.

“Wat scheelt eraan?” vroeg ik, “Heb je verdriet?”

Verbolgen over deze stomme vraag draaide hij zijn rug naar me toe en schokschouderde voort.

“Je hebt groot gelijk,” vond ik na het even te hebben aangezien, “het was een eendelijk jaar dat het zeker verdient om uitgegriend te worden. Dus huil maar flink nu het nog kan, het is misschien wel de laatste kans hiervoor dit jaar.”

Ik had niet echt een reactie van hem verwacht – en die kwam ook niet, maar tot mijn verrassing was er zijn vader die, in de buurt, ons eenzijdige gesprek had gehoord.

“Nou, de laatste kans,” reageerde hij bewogen, “dat betwijfel ik toch. Zijn verdriet is groot genoeg voor alle tijden.”

Standaard

Ontkoppeld

Je kan zwartgalligheid het best verzoeten door haar met een korreltje zout te nemen. Gaby vanden Berghe

Ik was het niet per se van plan, maar toen ik langs de kantoorwinkel kwam, dacht ik Waarom niet? en stapte naar binnen. Het heeft iets, wat zal ik zeggen, eigens wanneer je bij echte mensen een bestelling doet in plaats van online. Toch?

Achter twee spatschermen zaten liefst twee personen – ik had geluk. Om niet te lang te dralen ging ik naar de vrouw die het meest dichtbij was.

“Bent u open?” vroeg ik, terwijl ik haar pennen aan het rangschikken zag, met de blik van me afgewend. Ze keek me ook niet aan toen ze antwoordde.

“Zie ik er uit alsof ik open ben?” deed ze.

Ik verstomde en fezelde stilte. Daarop zag ik de man naast haar. Hij had ook een pen in zijn hand, maar glimlachte.

“Bent u open?” waagde ik. Hij legde de pen neer.

“Zie ik er uit alsof ik dicht ben?” vroeg hij.

Standaard

Reisboeken

Wie strikken zoekt, die trapt erin. R.A. Basart

Er kleedde zich een man uit, bij de reisboeken.

Ik weet ook niet waarom hij dat deed en ik had geeneens geweten dat hij dat deed, als collega A. niet naar me toe was gekomen.

“Er staat zich daar een man uit te kleden,” fluisterde ze. Ik kon aan haar stem horen, dat dat niet iets was wat ze vaker had meegemaakt. Ik ook niet, trouwens. Maar waar ik in geval van, zeg maar, gewone calamiteiten bij voorbaat weet dat ik bevries en geen kant meer op ga, wist ik me nu aan de knelling te ontworstelen en stapte de kant uit waarheen zij wees. De reisboeken, dus.

“Wacht maar,” zei ik bijna koelbloedig.

“Wat doet u nu?” maande ik de man, die al half ontkleed was toen ik hem betrapte. Verstoord keek hij op. Ik stoorde hem, dat was duidelijk. Hij aarzelde niet.

“De wc is bezet,” zei hij.

Standaard

Begripvol

Als twee mensen elkaar niet verruimen zullen ze elkaar uithollen. Carla Pols

Ze spreidde haar armen.

“Mag ik je omhelzen?” straalde ze. Ze reageerde begripvol op mijn besliste repuls. Dat was ze trouwens sowieso, begripvol, wat ze steeds mild glimlachend voortdurend bleef demonstreren.

“Ik sta in contact met de natuur,” zalfde ze. “dus waar zou ik bang voor moeten zijn?”

Ik wilde zeggen dat ze zich wel kleedde, woonde en verwarmde tegen de natuur, maar zag daarvan af. In plaats daarvan bromde ik iets lafhartigs.

Ze bleef me aankijken, alsof ze me betrappen wilde op een zwak moment. En al die tijd bleef ze dat, begripvol.

“Ik moet verder,” zei ik. Ze knikte. Mild en glimlachend.

Ik ben zo moe, dacht ik bij mezelf, van dit soort mensen dat zichzelf de onfeilbare heiligheid aanmeet uit niets anders dan een zelfzuchtige en bête arrogantie – vergeef me mijn vooringenomen woorden.

Als ik thuiskom ga ik douchen, nam ik me voor.

Dat gaf me rust.

Standaard

Aangetrokken

Naïeviteit: moderne definitie van vertrouwen. Mike Barfield

De hond leek best een braaf beest, zeker voor een herderachtig typje als deze, dat het vrouwtje met gemak kon bespringen en verscheuren en de vrijheid hernemen dat hij, zo moest wel, niet echt ontbeerde. Maar in plaats van zijn tanden in haar nek te zetten, keek hij toe hoe ze ging hurken om de grote bah die hij net had gemaakt met een plastic zakje weg te ruimen.

Ineens draaide hij zijn kop naar de deur van het flatgebouw achter hen, waar een bewoner naar buiten kwam. Die deinsde, bij het zien van het beest, werktuiglijk terug, zich blijkbaar wel bewust van diens verscheurende kakenkracht. Hij duwde zichzelf in angst tegen de muur.

Het beest sprong meteen daarop de lijn strak, waardoor het vrouwtje dreigde te wankelen en haar val probeerde te voorkomen door met haar hand steun te zoeken op de stoeptegel onder zich.

“Shit,” riep ze.

Terecht.

Standaard

Kom en doos

Het leven is een geschenk, maar we krijgen het niet cadeau. Eric van der Steen

Ik had even niet gedacht aan de vegetarische kipgehaktballetjes of de aardewerken kom die was achtergebleven om nog steeds een keer naar hem terug te brengen. Of aan de piemelkijkdoos die hij heel precies en efficiënt als cadeau had gemaakt.

Geen moment aan de dame met de bontjas en de ukelele waarmee ze op het podium werd begeleid. Of de grotbewoner die hij was in de heemtuin met opgespelde botjes op zijn vacht.

Eigenlijk dacht ik helemaal niet aan hem toen ik hoorde dat hij was gevonden. Eigenlijk dacht ik aan van alles, maar helemaal niet aan hem. Ik dacht aan de film die we keken en de sushi die we aten, maar niet aan de vegetarische kipgehaktballetjes. Of de kom.

Of aan hem.

Toen ik hoorde dat hij was gevonden.

En toen – toen dacht ik even helemaal niks meer. Omdat er even helemaal niks meer was.

Dat kwam later.

Standaard

Rug

Als je beslist hebt maar één klein stukje taart te nemen, eindigt het er doorgaans mee dat je méér taart eet dan als je meteen een groot stuk had genomen. Thomas J. Hartka

Hij stond in de gang met zijn rug naar me toe, wat voorovergebogen te wroeten aan zijn voorkant, ter hoogte van zijn gesp. De deur van de wc stond open, waardoor het leek alsof hij, na een bezoek eraan, zijn kleren aan het fatsoeneren was.

Ik wilde hem voorbij.

De ruimte om hem heen was te smal, dus ik wachtte tot alles weer op zijn plaats zat. Ik had geen haast en gunde hem tijd. Toch merkte hij mijn aanwezigheid.

“Wilt u erlangs?” vroeg hij, als hij zich half omdraaide.

“Doe kalm aan,” knikte ik.

De man wees naar de deur.

“Ik heb mijn handen gewassen,” zei hij.

“Natuurlijk,” zei ik – ik wist niet goed wat ik daarmee moest.

De man staarde me nog even aan.

“Of zal ik opzij gaan?” vroeg hij.

“Graag,” zei ik.

De man ging de wc in.

“Lukt het zo?” riep hij.

Ik zweeg maar.

Standaard