Nooit meer drie

Een man verandert liever het uitzicht van de wereld, dan zijn eigen gewoonten. Eleonora Duse

Het was bijna misgegaan, maar ik reageerde nog net op tijd, maar zeer beslist.

“Nee,” stelde ik, met dat ik mijn handen omhoog stak ten teken van volledige overgave, “wat mij betreft nooit meer drie.”

Het gebaar was weliswaar van een tegengestelde stelligheid, maar niettemin kwam de boodschap over. De aangesprokene reageerde verbaasd, zij het onverweerd. Traag knikte ze bij het neerlaten van haar armen.

“Nooit meer drie,” herhaalde ze.

Op dat moment realiseerde ik me dat ik het zou moeten zijn die verbaasd had te wezen. Twee jaar lang had ieder die het zeggen kon verteld dat de drietrapszoen passé was en – de hemel zij dank! – nooit meer terug zou komen. En nu, bij de eerste de beste gelegenheid dreigde alles voor niets te zijn geweest. Virgillius zou er zijn huiver van hebben gesproken.

Toch glimlachte ik.

“Nooit meer drie,” zei ik.

Uiteindelijk zou het goede overwinnen, vertrouwde ik.

Standaard

Madonna

Eén van de deugden van propaganda is dat het eenvoudig te begrijpen is. David S. Brown

Ik weet niet hoe, maar ik zag dat het Oekraïners waren. Misschien interpreteerde ik hun uiterlijk als typisch Slavisch, of was ik behept met de zoveelste vooroordelen en kenschetste ik ze dusdanig omdat ze allebei wat gedrongen waren en hij een boerenpet ophad en zij een bloemetjesjurk droeg zoals mijn oma die ooit aanhad, maar hoe dan ook, ze stapten om me af.

“Madonna?” vroeg de man. Ik bleef er even van staan.

“Pardon?” zei ik. De man fronste en zette zijn lippen aan tot betere articulatie.

“Madonna!” gaf hij me dan.

De vrouw zag dat ik er niks van kon maken – ik moet ook niet al te helder hebben gekeken. Ze schoot ons te hulp.

“McDonald’s,” bracht ze.

De man knikte. Hij grijnsde opgelucht.

“McDonald’s!” herhaalde hij luid.

“Ah!” kreet ik, “McDonald’s!”

Nu knikten ze allebei opgetogen.

Ze hadden geluk: het was niet ver. Oekraïne was verder.

Standaard

Meneer Rico in je brievenbus

Meneer Rico is uit! En jij kunt nu alles lezen over de gesjeesde theologiestudent François, het eendags-slagersmeisje Rika, de beide meneren Gustav en nog veel meer personen die de raadselen van de estiatografie proberen te doorgronden.

Klik hier voor meer informatie en lees alles over hoe je mijn boek bij je thuis bezorgd kunt krijgen.

Ik zal het zelfs voor je signeren, als je dat wilt. Of niet, als je dat beter lijkt.

Standaard

Kennismaking

Het leven geheel onbegrijpelijk vinden is één van de kenmerken van intelligentie.quote end
Auteur: Henri-Louis Bergson

Het was een merkwaardige manier van kennismaken, maar door de pandemie waren we al twee jaar niet meer echt bij elkaar geweest. Vandaar dus dat, nu we weer met zijn allen in één ruimte waren, een aantal collega’s zich ging voorstellen, ook al wisten we intussen allemaal wie ze waren. Dat en de opwinding van de eerste lijfelijke bijeenkomst in al die tijd leidde tot een giechelig geroezemoes.

Ook T. kwam aan de beurt. Ze liep naar voren, zodat we haar allemaal goed konden verstaan.

Wat ik al zei, ze was niet nieuw. Ik kende haar al jaren. Ze sprak zes talen, wist ik, was leergraag en steeds blijhartig. Meestal, althans, maar vandaag niet.

Ze zei haar naam.

“Ik ben T.,” zei ze, “ik kom uit Rusland.” Het rondzoemen luwde prompt.

Er kwam een aarzelende glimlach op haar gezicht, als een aangekondigde verontschuldiging.

“Het spijt me,” zei ze neergeslagen.

Standaard

Natte sokken

Hij is met zijn boter in het gat gevallen. Bobb Bern

De kapper – voor barbier was hij te goedkoop – had corona gehad. Gelukkig tijdens de beperkingen, toen zijn zaak toch al dicht was. Het had niet veel indruk op hem gemaakt.

“Alsof ik griep had,” zei hij, “zo voelde ik me. Je weet wel, hoofdpijn, spierpijn, de hele dag moe.” Hij trok zijn lippen op. “Het viel best mee.”

Maar daarmee was niet alles gezegd.

“Ik was mijn smaak kwijt,” zei hij, “mijn smaak en mijn reuk.” Hij bekeek me in de spiegel en maakte een wegwerpgebaar met zijn kam. “Maar die kwamen na een tijdje weer terug.”

Nou gingen zijn schouders omhoog.

“Dat proeven miste ik nog niet zo,” zei hij, “eten interesseert me toch niet echt, maar dat ruiken!”

Hij trok zijn mond al hoofdknikkend tot een tuit.

“De sigaretten smaakten naar natte sokken,” zei hij – en nu hoorde ik een diepe zucht – “er was geen lol meer aan.”

Standaard

Dozijn

Denkend aan België zie ik rivieren
hoogwaardig bier door Vlaamse kelen gaan.
Ik zie brouwerijen welig tieren:
daar gist en schuimt het versgeoogste graan.
Jos Versteegen

Ongerekend zijn dopneus, zou hij, in lijnen gevat, op Lambik gelijken, diens voorkeur voor een pintje incluis.

“Maar nu even niet,” knikte hij naar zijn glas bruis, om meteen daarop uitleg daarover te doen. “Ik kan het niet meer velen,” zei hij, “niet zoals dat vroeg was, tenminste. Toen begon ik pas bij tien – nu zijn er dagen dat een dozijn mijn top is.”

Ik had gedacht dat hij er triest van was of dan toch weemoedig bij zou kijken, maar dat leek geenszins het geval. Het was zoals het was.

Hij haalde zijn schouders op.

“Het zal nu zijn dat ik misschien nog één keer in de week goed dronken word,” stelde hij vast. Hij hief zijn water. “En verder moet ik me behelpen.”

Hij staarde eindeloos over het lege kruispunt. Van alle kanten kwam er niemand aan.

“Ach,” sprak hij dan, “een dozijn is zo slecht nog niet.”

Standaard

Op zoek

“Te laat” is de grote doodsklok van de geschiedenis. Rudolf Augstein

Hij wist niet waar zijn ouders waren, vertelde hij, en daarom ging hij naar het museum.

“Niet dat ik denk dat ik daar antwoorden krijg,” zei hij, “maar mijn zoon misschien wel. Hij is op zoek naar zijn opa.”

Die was onthoofd, zoveel was duidelijk.

“En mijn moeder ook,” zei de man, “door de Jappen. Maar ik weet niet waarom.”

Dat stak hem nog het meest, zag ik. Zijn vader, dat begreep hij nog wel, ergens. Die was tenslotte een Hollander. Maar zij?

“Zij niet,” schudde hij, “ze had niets gedaan.”

Maar dat was niet alles.

“Ik weet niet eens waar ze begraven zijn,” zei hij, “alleen dat hij in het KNIL zat. Maar niet waar hij ligt. Of mijn moeder.”

En nu ging hij dan naar de tentoonstelling.

“Ik zal geen antwoorden meer krijgen,” zei hij, “dat verwacht ik niet. Maar mijn zoon – wie weet. Hij is op zoek.”

Standaard

Modder

Spreken is zilver, zwijgen is goud, blijven zwijgen modder. Piet Theys

Ik wilde niet. Ik wilde heel veel niet.

Allereerst wilde ik geen uitnodiging krijgen voor een feestje met een ongekend aantal gasten. En ik wilde hierover al helemaal niet in discussie gaan omdat er volgens mij niks meer te duiden viel. Maar ik wilde ook niet voor anderen denken.

Dus zei ik maar niks toen er iemand meldde toch te zullen gaan.

“We houden afstand,” verzachtte ze, en: “het is buiten.”

Vast, dacht ik, maar daar ging het niet om. En waar het wel om ging wilde ik niet meer uitleggen.

Maar ik dacht wel.

Aan de gastvrouw van dat feestje die corona een complot meende. Die Black Lives Matter geënsceneerd dacht. Die Joden achter dit alles wist. En nog meer, en nog meer. En dat alles toch nog liefde durfde te noemen.

Die afstand houden kan nooit toereikend zijn, dacht ik.

Want daarbij gezien worden – dat wilde ik niet.

Standaard

Verdoold

Een vat geleerdheid is nog geen druppel wijsheid waard. Pythagoras

De staat van lethargie waarin onze samenleving zich grotendeels lijkt te bevinden heeft me in dien mate doen verstuggen dat ik soms mezelf niet meer herken. Het is bijna of ik de providentie smeek me voor deze hoogmoed te bestraffen.

Twee dames hadden de lijn overschreden, waarachter ze hadden moeten blijven staan wachten. Er was een bordje bij gezet, nota bene, waar ze duidelijk niet naar hadden gekeken. Hier wachten, stond er geschreven. Ik wees ze erop.

“U moet daar staan,” zei ik, “achter die lijn.”

Ze keken me verbaasd aan.

“Heeft u het bordje soms niet gezien?”

Schroomvallig kenden ze hun plaats. Ik keek hoofdschuddend toe.

Als ik klaar was liep ik verder, content, als steeds, met mezelf.

“U loopt verkeerd,” hoorde ik één van de beiden roepen, “u loopt tegen de pijlen in.

Ik veinsde plotselinge doofheid, natuurlijk, maar torste de woorden als Sisyphos’ rotsblok met me mee.

Standaard

Laatste kans

Alles vervloeit. Heraclitus

Een jongen – hoe oud hij was, wist ik natuurlijk niet, maar toch zeker een jaar of acht, dacht ik – zat met opgetrokken knieën op een stoeltje en huilde, net toen ik voorbijliep. Ik stopte.

“Wat scheelt eraan?” vroeg ik, “Heb je verdriet?”

Verbolgen over deze stomme vraag draaide hij zijn rug naar me toe en schokschouderde voort.

“Je hebt groot gelijk,” vond ik na het even te hebben aangezien, “het was een eendelijk jaar dat het zeker verdient om uitgegriend te worden. Dus huil maar flink nu het nog kan, het is misschien wel de laatste kans hiervoor dit jaar.”

Ik had niet echt een reactie van hem verwacht – en die kwam ook niet, maar tot mijn verrassing was er zijn vader die, in de buurt, ons eenzijdige gesprek had gehoord.

“Nou, de laatste kans,” reageerde hij bewogen, “dat betwijfel ik toch. Zijn verdriet is groot genoeg voor alle tijden.”

Standaard