Beslagen

Pianospelen: dans van de menselijke vingers. Ludwig Wittgenstein

Mijn bril was beslagen door een combinatie van vocht, kou en kapje. Het was misschien mijn geluk, want hierdoor kwamen de klanken van de publiekspiano, even van me vandaan, over me heen gerold, alsof ikzelf middenin het klavier zat. Of beter: temidst een tonenbad van troost en toevlucht.

Een ander, een vrouw, moest bijkans hetzelfde hebben ervaren. Ik hoorde haar de pianist benaderen. “Vertelt u mij,” talmde ze, “van wie was toch dat stuk dat u zo speelde?”

De muzikant reageerde blozend, want ik hoorde zijn stem aarzelen en inhouden, zo anders dan zijn vingers van daarnet.

“Ik weet het niet,” verzette hij, als hij zich terugboog over de toetsen, “ik weet nooit iets van makers. Ik speel alleen.” Hij was een klein moment gestorven. “Misschien was ik het zelf wel,” bracht hij toch.

Ik was bewasemd en wilde dat blijven. Maar niets beklijft en mijn bus kwam er aan.

Standaard