|
“Steek jij ’s avonds de kaarsjes eigenlijk wel es aan?” vroeg Brrrr.
“Wanneer ik alleen thuis ben? Eerlijk gezegd niet.” bekende ik. Brrrr schudde ongelovig z’n hoofd over zoveel sfeerbarbaarsheden.
“Wat moet dat toch met jou worden wanneer ik d’r niet meer ben.” zeidie. “Geen kaarsjes meer.” Z’n hoofd bleef schommelen.
“Je hebt helemaal gelijk.” zei ik. “In m’n eentje zou ik totaal verkommeren.” Ik gaf ’m ’n zoen. “En daarom moet je nog maar heel lang bij me blijven.”
[En niet alleen vanwege de kaarsjes, natuurlijk. Ook voor ’t dagelijkse eten. En om de kleren die ’s avonds worden klaargehangen. En ’t brood dat voor me wordt gesmeerd. Nee, dat wordt niks zonder hem.]
Lekker dat zoetsappige. Al doe je nog zo je best om stoer over te komen.
{Mowl: stoer? Ik?}
aww lief stukje hoor.
{Mowl: af en toe moet je wel.}
Hebben jullie nog geen pact gesloten dat de een de ander volgt?
{Mowl: jawel.}
Volgens mij onbewust wel. Ze kunnen namelijk gewoon niet zonder elkaar.
{Mowl: zo is dat.}
Volgens mij was dit er weer eentje.
{Mowl: ’n klef stukje, bedoel je?}
Dat ook, maar ik bedoelde vooral een argument om geen relatie… ach, je weet toch.
{Mowl: ik dacht dat jij wel ’n hulp in de huishouding kon gebruiken?}
Heeft ’ie zijn schoen al gezet…….?
{Mowl: elke avond. Tevergeefs, overigens.}
Gelukkig is ie er nog
{Mowl: nou.}
You are, what we call :
a spoiled brat.
{Mowl: zeker weten.}