|
Ik probeerde niet al te gulzig ’t aangeboden stukje ouwe brokkelkaas aan te pakken en in m’n mond te stoppen. De smaak was overweldigend — diep en voortdenderend notig, omheen de zoutkristallen van de gevorderde leeftijd.
“Oe, lekker.” kon ik niet laten. Ik keek naar de rest van ’t stuk, achter de toonbank. “Hoe heet die brokkelkaas eigenlijk?” De dame van de kaaswinkel keek me even aan, alsof ze dacht dat ik ’n grapje maakte. Dan zag ze dat ik ’t meende. Ze pakte intussen ‘m rol plasticfolie om de kaas weer in te pakken.
“Euh, brokkelkaas, toch?” opperde ze bijna wat onzeker.
“O ja.” zei ik alsof ik d’r verstand van had. “Natuurlijk. Brokkelkaas.”
[“Vanzelf.” mompelde ik d’r achteraan. En daarmee was genoeg gezegd.]
What’s in a name,
……..vindt je ook niet Theo?
{Mowl: teveel t’s ditmaal.}
Was Brrrr er niet bij? Die had het wel geweten.
{Mowl: maar natuurlijk was ie d’r bij. Hij keek me ook raar aan.}