“Ik zou graag eens een afspraak met je willen maken.” zei de vrouw die ik al enige tijd bij ons op de werkvloer had zien lopen.
“Goed idee.” zei ik. “Ik kom zo bij je met mijn agenda.” Vriendelijk knikte ze en verdween terug naar de plek waar ze meest zat. Snel ging ik naar collega F.
“Niet kijken.” siste ik. “Maar zie je haar daar?” Onopvallend duidde ik in de richting van de vrouw. F knikte.
“Ja.” zei hij. “Hoezo?” Ik boog voorover.
“Ik heb twee vragen.” fluisterde ik. “Hoe heet zij en wat doet ze hier?”
[Even later maakte ik de afspraak. Met collega K, zoals ik nu wist. En kon alvast een kwinkslag over haar werk maken. Collega’s als F zijn onbetaalbaar.]
Jij informeert nooit naar nieuwe collegae totdat de noodzaak daartoe zich opdringt?
{Mowl: jij stapt op elk nieuw gezicht af? O ja, jij wel.}
Ze weet wel dat je al bezet bent???????
{Mowl: zo’n afspraakje wordt ’t niet.}
WIj hebben gelukkig een smoelenboek voor dat soort collega’s.
{Mowl: wij binnenkort.}
Een afspraak als ‘een date’? Of een afspraak als ‘een gesprek’? Belangrijk verschil.
{Mowl: zakelijk, peer. K is ’n pot.}