|
“Ikzelf, ik hou meer van die Italiaanse zanger,” zei de drummer, “Kom hoe heet hij.” De violiste schudde haar hoofd. “Hij zingt in het Engels en het Italiaans. Een beetje jazz.”
‘Zucchero.’ dacht ik, ‘Zucchero Fornaciari.’
“Geen idee.” zei de violiste.
“En van die zigeuner-jazz, die, die…”
‘Hot Club de France.’ dacht ik.
“En met die violist, die ken je vast, hoe heet die ook alweer.”
‘Stefan Grapelli.’ wist ik. Mijn tenen kromden zich.
De ober kwam.
“Kan ik nog iets meenemen?”
De drummer wees op zijn glas.
“Dit. Nog eens. Euh.”
“IJsthee.” riep ik.
Drie paar ogen keken me vragend aan.
[Toen kwam de gitarist. Hij opende zijn foudraal en begon te spelen. De violiste speelde mee, de drummer trommelde op de tafel. Zwijgend genoten we van de invallende avond.]
Huh?
{Mowl: duh.}
Dat heb ik nu ook zo vaak. En omdat ik dat weet van mezelf, zeg ik dan liever niks. Soms voel ik me in gesprekken best wel dom.
{Mowl: dom is niet vragen naar wat je niet weet.}
Soms kun je best wel eens euh… zeg eens…
{Mowl: psies.}
Borsato?
{Mowl: tuttut.}
.. ben jij nou zo slim, of zijn zij zo dom…?!
Maar ik zou net zo reageren als jij… sterker nog: dat HEB ik al eens gedaan!
aldus.
{Mowl: en hoe reageerde men?}
verrassend positief, eigenlijk!
{Mowl: dat is goed.}