Een tekenaar hield me aan in de stad.
Hij dirigeerde me naar een krukje en nam zelf zijn positie in achter een ezel. Toen zette hij met enkele stift- en krijtstrepen de essentie van mijn wezen op het tweedimensionale papier.
Met een theatraal gebaar werd het resultaat aan mij overhandigd. Ik was er verguld mee.
Op dat moment bedacht ik me, dat ik eigenlijk wel heel erg zelfingenomen ben. Of blij met mezelf, wat iets minder negatief klinkt.
Dat is wel anders geweest, hoor. Het heeft jaren geduurd voor ik mezelf mooi zou gaan vinden. Of aardig. Of prettig gezelschap.
Het is toch nog goedgekomen. Nou kan ik je me aanbevelen. Maar dat wist je wellicht al.
[Plaatje zien? Klik en schrik.]
Schrik!
Ja, er zit wel een zekere gelijkenis in, maar ik prefereer toch zeker je ware gezicht.
{Mowl: dat spreekt meer.}
ik is leuk.
{Mowl: ja hè?}
Of ie erg gelijkend is, weet ik niet. ‘k Heb je nog niet in het echt gezien 🙂
{Mowl: wat een gemis!}
De essentie van jouw wezen is dus een spotprent?
{Mowl: en tweedimensionaal ben ik bang.}
Hij is leuk.
{Mowl: hij is ik.}