Mijn hemel, wat had ik graag de voorkant gezien.
Hij liep langs me heen toen ik op de trein stond te wachten, de donkere jongen met de tatoeages op zijn rechterarm. Hij droeg een t-shirt en een spijkerbroek op de heupen. Daarin liep hij de trap op – traag maar krachtig. Met elke wiegende beweging zakte de broek iets verder naar beneden, tot de riem zijn billen onthulden: twee kleine, stevige bollen, verpakt in een gespannen grijze onderbroek. Ze bewezen dat de zwaartekracht slechts een theorie is, die op sommige voorwerpen geen vat heeft. Zo rond, zo opgepompt – ik vroeg me af of er überhaupt iets vanaf kon glijden.
Bovenaan de trap, bijna uit het zicht, hees de jongen de broek weer op. Toen verdween hij, ongegeneerd ademloos nagestaard door mij, in de ijdele hoop dat hij weer zou komen om me de voorkant te laten zien.
[Maar misschien had hij me nu al het beste getoond.]
Het geluk zit in een afzakkende spijkerbroek.
{Mowl: dat heb ik helaas niet mogen aanschouwen.}
De hitte doet rare dingen met je .. he …
{Mowl: heb je ’t over de billen?}
Een fysieke dagdroom, zullen we maar zeggen 🙂
{Mowl: bijna om aan te raken.}