|
Mijn bloed bevroor, mijn adem stokte.
“Wa-wa…” stamelde ik.
“Nou ja,” verweerde mijn collega zich, “Het zal wel niet, maar het kan.”
Ik schudde verbijsterd mijn hoofd. Zojuist had ze me verteld dat de zeefdruk van Klaas Gubbels die ze vorig jaar van d’r baas had gekregen misschien bij het oud papier terecht was gekomen.
“Als ik hem vind krijg jij hem.” glimlachte ze geforceerd. Het was de enige manier me te kalmeren.
[Ik had geluk. De zeefdruk was op een kast terecht gekomen. Gisteren heb ik ‘m in bezit genomen. Onze vierde Klaas. Há!]
Tuurlijk niet; bij Mosje!!
{Mowl: ah! De lekkerste kroketten van het land…}
Vierdelig servies in geel. Je moet ervan houden.
{Mowl: we hebben ze ook nog in groen en rood.}
Zou ik nu eindelijk weer gewoon kunnen reageren?
{Mowl: gelukkig wel.}
….en anders teken ik er wel een voor je. ‘k heb nog wel een theepotje staan dat er om smeekt vereeuwigd te worden!
{Mowl: en uit eten doe je zeker bij Van der Valk?}
Tuurlijk niet; bij Mosje!!
{Mowl: ah! De lekkerste kroketten van het land…}