O What A Night!

Zijn er droomduiders onder de lezers van Mowl? Ik heb er twee gehad, vannacht.

Over de eerste wil ik kort zijn. Ik bevond me in een sektarische omgeving in India (of daaromtrent). Onverwacht was ik getuige van een onthoofding. Niet met een mes, op rituele wijze, zoals tegenwoordig in is, maar met een hakbijl op keukenformaat. Het slachtoffer had zijn hoofd op een bamboe-achtige ligger gelegd. De beul sloeg onverwacht en onbekwaam toe. Meerdere slagen waren nodig voor het hoofd van de romp waren gescheiden. Geschokt keek ik toe. Het bloed was overal, ook op mij. Ik werd wakker.

Het leek me het beste om verder te slapen. Ik besloot iets anders te dromen. Aldus geschiedde.

Er was een viering, in onze buurt. Vaag meen ik me te herinneren dat een achteruitlopende pantalon de dienst leidde, maar pin me daar niet op vast. Een koor zong bekende hits. Even later zette de ritmesectie in. Die speelde ook bekende hits, maar dan andere. De leiders van het koor en de ritmesectie keken verbeten naar elkaar.

Toen werd de ritmesectie afgelost door een blaasorkest. De koorleider keek opgelucht, maar dit was van korte duur. Ook het blaasorkest speelde haar eigen deunen.

Een man kwam. Hij rook naar jenever. Hij vertelde dat ie ��n keer per jaar naar het feest ging. Dat kostte hem dan – vragend keek hij naar zijn maat – “Drie vijftig, Joop?” Joop knikte. “Drie vijftig.”

-“Drie gulden vijftig?” vroeg ik. Mijn buurman stootte me aan.
-“Euro.” zei hij, “We hebben geen gulden meer.”

De man die naar jenever rook zette zijn verhaal voort.

-“En voor die drie vijftig hoor ik �lle hits van het afgelopen jaar.” Hij keek me triomfantelijk aan. Ik moest lachen.

-“Ik moest maar weer eens gaan.” zei ik. We stonden op. Ik hield het programmaboekje boven een fakkel. Onmiddellijk vatte het vlam. Ik liet het los en het zweefde de lucht in – tegen een electriciteitspaal (in dromen heb je die nog). De paal vloog in brand, maar het vuur doofde snel.

Het vurige programmaboekje zweefde verder en kwam verderop in een tuin terecht. De droge planten waren geen partij voor het vuur. Alras stonden de gewassen te vlammen. Het vuur kroop steeds verder en ik was bang voor de aanbelendende huizen. Gelukkig was er een vijver die verhinderde dat de brand zich kon uitbreiden. Het vuur doofde. De tuin was zwartgeblakerd en rookte. In het midden lag het smeulende programmaboekje (dat nu een telefoonboek bleek te zijn).

Opgelucht dat verdere schade was voorkomen liepen we naar huis.

-“Je hebt in elk geval je stukje voor vandaag.” zei Brrrr.

[Bijgaande poes heeft niks met bovenstaand verhaal van doen. Ze was gewoon aan de beurt. En oranje.]

Standaard

Zeg het eens.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.