|
“Oei.” zei Brrrr. Geschrokken trok de vrouw ’t jonge meisje met zich mee.
Ik zat in de zon, in de voortuin, op ’t bankje. De voorjaarsstralen waren krachtig. Alles wat ik nodig had was binnen handbereik. Of liever: ik had alles wat ik nodig had. En meer.
Dat meer was ’n irritant vliegje, dat onophoudelijk rond m’n hoofd bleef zeuren. Ik had ’t al enkele keren met ’n laf handje weggewuifd — maar steeds keerde ’t terug: ’t bewijs dat insecten niet doorhebben wanneer ze ongewenst zijn. Nu was m’n geduld op.
Met m’n ogen half dicht, mepte ik flink in de richting van ’t beest.
“Wegwezen, jij!” voegde ik krachtig toe. Toen zag ik ’t meisje in de tuinopening staan, aan de hand van haar moeder. Haar ogen werden groot.
“Oei.” zei Brrrr nog es.
[Gelukkig waren ’t onbekenden. En af te lezen aan de vaart waarmee ze zich uit de voeten maakten, zal dat vooralsnog ook zo blijven.]
Aan duidelijkheid laat je tenminste niets te wensen over.
{Mowl: per ongeluk.}
Wat zou irritanter zijn? Vliegjes of kleine meisjes.
{Mowl: es kijken. Vliegjes mag je wegslaan, kleine meisjes niet — kleine meisjes, dus.}
Twee vliegen in één klap?
{Mowl: onbedoeld.}
Boodschap = jonge meisjes ongewenst @ Mowl?
{Mowl: euh, ja.}
Maar dan is er toch helemaal niets aan de hand?
{Mowl: euh, nee.}