De vrouw, met hoofddoek en boodschappentas, wandelde langzaam maar gestaag de weg omhoog.
Haar beweging had de cadans van een kameel: onverstoorbaar, onvermoeibaar, onaantastbaar.
Ook toen ze op het gaanpad iets zag liggen wat haar aandacht trok, en ze stopte, hield ze niet abrupt stil, maar pauzeerde ze slechts gracieus.
Met haar voet trok ze een klein voorwerp naar zich toe. Nauwelijks waarneembaar draaide ze haar hoofd en bekeek en onderzocht het object, om het al snel als onbruikbaar en oninteressant met diezelfde voet opzij te schuiven.
Dan hervatte ze haar koers in het eerdere ritme. Onaantastbaar, onvermoeibaar, onverstoorbaar.
Dit. Was. Ballet.
[Geen tutu, geen spitzen – zelfs geen muziek. Maar een door een weggeworpen waxinelichtje gegenereerde dans, zoals ik even later constateerde. Leve het straatafval.]
Goed beschreven…ik zag het ook!
Leuk beschreven! Zie het zo in mijn gedachten gebeuren.
{Mowl: mooi zo.}
Net als ballet een minderheid dus.
(Mowl: leuk hè?}
Zou ze gehoopt hebben dat het een muntje was?
{Mowl: dan had ze moeten bukken en dat paste niet in de choreografie.}
Daar hoor je Geert Wilders nu nooit over.
{Mowl: hield ie verder ook maar z’n mond.}