
Ik denk, dat als ik er niet langs was gekomen, hij de hele dag voor niemand had geblazen. De winkelstraat was nagenoeg verlaten, op hem, de man met de klarinet, na. Hij speelde, al dan niet toepasselijk, Stille nacht.
Werktuiglijk zocht ik in mijn broek, voordat ik inzag dat de tijd van pasgeld was opgeschort.
“Ik heb geen munten,” bekende ik, terwijl ik tegen beter weten in nog eens navoelde.
De muzikant haalde het mondstuk van zijn lippen.
“Natuurlijk,” zei hij waarin ik Het zal wel meende te horen.
“Nee echt!” probeerde ik me te verdedigen. Ik trok zelfs de voering van mijn zak naar buiten om te bewijzen dat ik de waarheid sprak, maar de speelman sloeg er geen acht op.
“Eerlijk!” drong ik aan. Zinloos, begreep ik, toen hij de tonen hervatte. Ik besloot maar verder te lopen.
Tegen dat hij bij Sluimert kwam blies hij weer alleen.