’t Lijstje — waar was dat eigenlijk gebleven? Ik wist ’t niet en ’t maakte ook niks meer uit. Maar toch, puur uit nieuwsgierigheid, opende ik ’t rekenprogramma.
Zesduizend zevenhonderdenzesendertig, las ik. Dat zijn heel veel dagen. Niet zoveel als Moeder ooit met Vader heeft gehaald, maar toch: meer dan menigeen, dacht ik — om die gedachte meteen te verwerpen. ’t Gaat niet om de tijd, wist ik, maar de kwaliteit.
Ik moet voorzeker gefronst hebben, toen die malle woorden in me opkwamen.