“Wer doe joe kum from?” vroeg de onbekende man mij in de supermarkt.
“Gewoon van hier.” zei ik, verlegen met de onverwachte confrontatie. “Een paar straten verderop.” vulde ik vaag aan.
“Echt waar?” reageerde de man verbaasd. “Ik dacht dat ik je buitenlands had horen praten. Belgisch, of zo.”
“Ik spreek geen Belgisch.” zei ik.
“Gunst.” zei de man. “Nou hoor ik het ook.”
[Waarna hij gedag knikte en zijn winkelwagentje naar een ander gangpad rolde. Ik keek hem even na. Daarna stuurde ik mijn kar in de tegenovergestelde richting.]
Dacht die man dat we Engels spreken in België, aan gezien hij vroeg Wer doe joe kum from.
{Mowl: niet per se Engels. Buitenlands.}
Dat was weer ruimschoots genoeg culturele uitwisseling voor vandaag.
{Mowl: en Plasterk nergens te bekennen.}
awel zunne!?
Je maakt wat mee!
{Mowl: ik kan d’r ’n boek over schrijven.}
Jullie spreken geen dialect of zo?
{Mowl: nauwelijks.}
Wat een stomme vraag van die man. In mijn supermarkt hoor ik ook zoveel verschillende talen. Als ik die allemaal zou aanspreken wordt boodschappen doen een dagtaak.
{Mowl: volgens mij deed hij geen eens boodschappen.}
Belgisch bestaat niet, wel Vlaams of Frans.(Waals)
{Mowl: dat ik daar nou zelf niet op kwam.}
Arnhem ligt anders ook niet naast de deur hoor.
{Mowl: jawel hoor.}