|
Ik was in Woerden en wilde weer naar huis. Tussen de treinen door kocht ik ’n gezond frietje op ’t station van Utrecht. De man in de coupé waar ik ’n paar minuten later tegenover ging zitten was daar niet blij mee. Hij had ’r toch al de pest over in dat ie z’n beenruimte kwijt was.
De man las ’n gratis krant en scheurde er ’n artikel uit. Ik probeerde te zien waar ’t over ging, maar hij legde ’t provocatief ondersteboven op ’t schapje tussen ons in. ’n Directe aanslag op m’n zelfbeheersing.
’t Scheursel lag d’r ’n tijdje onberoerd voordat de man ’t weer oppakte en in vieren vouwde. Vervolgens schoof ie ’t langzaam, tussen duim en wijsvinger, in z’n borstzakje. Ik zou zweren dat ’r ’n lachje om z’n mond krulde.
[De trein naderde Arnhem en ik was blij dat ik m’n plaats tegenover de man kon verlaten. Hij had me weten te raken waar ik ’t kwetsbaarst ben: in m’n nieuwsgierigheid. Hoe laaghartig kunnen sommige mensen toch zijn.]
Niet gelijk nog zo’n gratis krant opgezocht?
{Mowl: dat vond ik te goedkoop.}
Ik was onlangs in Woerden en zag diezelfde schaatsers, daar op ’t hoekje vanaf het station. Ik vond Woerden een rare plek voor schaatsers, maar misschien vergis ik me, en ik had teveel haast om een eventueel bordje te lezen. Of een foto te maken. Voor mijn weblog. Je weet wel.
{Mowl: ik was in ’t kasteel van Woerden. Ben jij daar ook geweest?}
Nee, maar daar vlakbij. Mijn webmagicus Ronald woont daar.
{Mowl: dan zijn we dus zo’n beetje buren. Maar dan anders.}
Goede tip van sÇ.
Volgens mij had ik deze post gisteren al gelezen. 😉
{Mowl: hooguit ’n uurtje. En nog niet bijgeschaafd.}
Als je nu had onthouden wat er op de achterkant stond, had je het later nog kunnen uitvogelen.
{Mowl: wat ’n treurig scenario. Ik heb d’r inderdaad even aan gedacht.}
Was je frietje zo groot dat hij geen beenruimte meer overhield? Dat vind ik ook behoorlijk asociaal. Geen wonder dat hij op zoek ging naar je gevoelige plek en die feilloos wist te vinden.
{Mowl: je kiest altoos partij tegen mij.}
Je had natuurlijk gewoon je mond open kunnen doen. Als ie daar niet van gediend is hoor je dat vanzelf wel. Als je op de plaats van bestemming bent dan zie je hem toch nooit meer.
{Mowl: dacht je dat? Hij moest d’r ook uit in Arnhem.}
Ik snap je ergens wel, want ik ben ook nieuwsgierig, hoewel ik dat bij mannen minder vaak meemaak. Maar als mensen dingen niet met anderen willen delen, dan snap ik dat ook wel. Ik weet nog steeds neit of ik nieuwsgierigheid een goede of een slechte eigenschap vind.
{Mowl: ik hoop ’n goede — zonder nieuwsgierigheid besta ik niet.}