“Van het weekend moet je er weer aan, hè?”
De man met de soep voor zich stootte met zijn elleboog veelbetekenend in de lucht. Toch keek de andere man niet-begrijpend. Ondertussen pelde hij een ei.
“Dit weekend. Eraan.” herhaalde Soep de belangrijkste delen van wat hij had gezegd. Zijn arm ging daarbij nog er eens wat de lucht in. Ei begreep het nu.
“O ja.” knikte die, “Carnaval. Ja. Dan gaat het weer loos.” Hij druppelde wat maggi op het ei.
“De vrouwtjes kunnen beter uitkijken.” knipoogde Soep naar Ei. “Hè? Nietwaar? Toch?” Ei strooide nog wat zout over zijn hapje.
“Och.” zei hij. “Ik zal vooral de kinderen moeten brengen en ophalen.” Soep nam een lepel en beet een balletje door. Hij kauwde nadenkend.
“Ja, zo gaan die dingen.” zei hij dan.
[Soep keek om zich heen, maar er was geen stoel meer vrij in de kantine.]
Nudge nudge, wink wink
{Mowl: ik wou ’t niet zeggen.}
carnaval..
Dat zogenaamde feest van het vlees.
Waarop alles mag en niemand het doet.
Jonge meiden gedragen zich als bange hoeren.
Dronken mannen gedragen zich als dronken mannen
En denken met hun gekrompen brein
Aan wat hun pik ooit ingefluisterd heeft.
Dit festijn voor onderontwikkelden,
Limonadebal voor parttime alcoholisten,
De enige dagen in het jaar dat
Je een wijf in haar gezicht mag kotsen
En ze daarna nog voor je staat te applaudiseren ook.
Je voelt je brak, slap, vies,
misselijk en gebroken,
gaar, klaar, zwetend, stinkend,
miserabel en laagopgeleid,
hoerig, zondig, spichtig,
bedorven, gestorven,
klinisch, lelijk, dood.
Nog vier te gaan…
{Mowl: en dit is beknopt?}