Verdronken

Het was niet voorzien. Ik had het niet bedacht. Ik had gedacht dat ik gewoon een bezoek zou brengen aan haar graf. Uit respect. Deemoedig. Zoals van een zoon mag worden verwacht.

Maar toen ik daar stond en een verwoording zocht van wat ik voelde, werkelijk voelde, overspoelde de woede me – ik kan het niet anders noemen.

Ze had gesproken toen ze had moeten zwijgen, wist ik, en was stil gebleven toen ze juist had moeten praten.

Wat doe ik hier? dacht ik, toen ik overkolkt werd en verdronk – bijna verdronk, nou ja, dreigde te verdrinken, maar niet verdronk, niet echt, niet werkelijk. Maar bijna.

Ik draaide me om en liep weg, het grindpad af, naar de uitgang.

Op een aantal stenen was een briefje geplakt, van de beheerder, dat het graf binnenkort geruimd zou worden.

Ik moest daarop nog wachten, dacht ik, toen ik de poort achter me sloot.

Standaard