|
’n Onaanzienlijk plastic zakje viste ik inenen uit m’n tas. D’r zat ’n onduidelijke smurrie in, ’n bruin-groene drab. De aanblik maakte me blij dat ’t zakje gesloten was.
Wat was ’t?
Ik piekerde mezelf ’n aantal weken terug en kwam toen uit in Woerden waar ik ’n overdadige lunch had genoten. De avond ervoor had ik Brrrr moeten beloven ’n paar pruimen mee te nemen, omdat ze anders niet meer goed zouden blijven. Braaf had ik ’m gehoorzaamd en ’n paar in ’n zakje gedaan.
Voor onderweg.
[Maar onderweg was d’r niks meer van gekomen en na de lunch taalde ik d’r niet meer na. En nu had de vergankelijkheid ’t leven ingehaald. Wat ik al zei: blij dat ’t zakje gesloten was.]
Niet meer te pruimen.
{Mowl: echt niet.}
Who knows what the English
put in plum-pudding.
{Mowl: jakkes. Bah.}
Hieruit blijkt nog maar eens in wat een wereld van overvloed we leven, als pruimen gewoon vergeten worden in een tas 🙂
{Mowl: ’’n tas die ik nota bene elke dag meesjouw.}
Ach, dat kan een keer gebeuren. Was je een beetje verstrooid?
{Mowl: wie zal ’t zeggen?}
Nu waren ze zeker niet goed meer:-)
{Mowl: dacht ’t ook niet, nee.}
Jantje zag eens pruimen rotten. O! Als eieren zo groot.
{Mowl: ze slinken als ze rotten.}