Was

Alleen hij die duizendmaal verdwaalt zal eens thuiskomen. Kahlil Gibran

De rugzak van de jongen voor de deur van het huis trok mijn aandacht – hij was groot, ik bedoel: echt groot. Alsof hij net terug was gekomen van een wereldreis.

“Dat denk ik niet,” zei Lief, “waar kan hij heen zijn gegaan in deze tijd? Het moet de was wezen die hij meebrengt voor zijn moeder.”

De jongen belde aan. We bleven nog even waar we waren, zodat we konden zien dat er niemand opendeed.

“Er doet niemand open,” meldde ik overbodig.

Na een tijdje besloot de jongen dat hij niet zou worden binnengelaten. Omkijkend, aarzelend, wendde hij zich weg en vertrok – zoals men dat doet in een stille, misschien ijdele hoop dat het slot alsnog wordt opengemaakt en iemand komt om hem te begroeten.

Dat gebeurde niet.

“Komt hij thuis na een wereldreis, kan hij niet naar binnen,” betreurde ik.

“De was,” zei Lief, “het was vast de was.”

Standaard