
Ik heb nooit geholpen in de verwachting dat het iets zou uithalen; ik hielp omdat ik te hulpeloos was om iets anders te doen. Henry Miller
“Wat gaat het weer doen?” vroeg de zilverharige man met de sigaret in zijn hand.
“Man, ik heb net mijn ogen open.” bromde de vrouw met de vouwfiets, terwijl ze haar rijwiel vastbond. De man ging maar naar een andere reiziger.
“Wat gaat het weer doen?” vroeg hij aan een jonge vrouw met de krant.
“Eens kijken.” zei de jonge vrouw. Ze keek in de krant. “Dinsdag, woensdag, donderdag – gedeeltelijk bewolkt.” De Zilverharige knikte – zoals hij aldoor knikte.
“Bewolkt?” herhaalde hij.
“Gedeeltelijk.” antwoordde de jonge vrouw. Ze wees op het bericht. “Kijk.” De Zilverharige bleef knikken.
“En daarna?” vroeg hij. De jonge vrouw schudde haar hoofd.
“Dat staat er niet.” zei ze. De Zilverharige rolde zijn sigaret tussen zijn vingers. En knikte.
“Hmm.” peinsde hij. Daarna liep hij naar de volgende coupé.
[Mijn krant voorzag het weer voor de komende vijf dagen. Als hij dat had geweten, dacht ik tevreden.]
Haha, jij ff geluk gehad
{Mowl: zeg dat wel.}
Als je drie verschillende kranten pakt, heb je drie verschillende weerberichten.
{Mowl: hoe kan dat, denk je?}
Jij hebt zeker zo’n ouderwetse krant waarvoor je moet betalen?
{Mowl: ja, maar wel zwart.}
Vanaf vandaag enkel nog mooi weer. Echt waar!
{Mowl: ‘k geloof d’r niks van.}
Daar kwam je goed weg, zeg!
{Mowl: nou!}