|
“Wat kost die riem?” vroeg hij. Ik keek op het label.
“Negenenveertig euro.” las ik. Hij trok zijn wenkbrauwen op.
“Da’s honderd gulden.” constateerde hij. Ik floot zachtjes.
“Zo.” zei ik. “Honderd gulden. Dat is…” ik rekende snel, “Dat is vijfenveertig euro.”
Ik keek nog es op het kaartje.
“Dat is vier euri minder dan hier staat!” Ik kon het bijna niet geloven.
“Dat scheelt bijna een tientje!” siste ik opgetogen.
Ik gaf de riem aan de verkoper. “Pak maar in. Ik koop hem.”
[Terwijl ik afrekende liep hij naar buiten. Vast net zo blij als ik.]
Seinfeld, the early years, op z’n best!
{Mowl: in plaats van een gevat antwoord te geven bloos ik slechts.}
100 / 2,20371 = 45,38
{Mowl: zeg ik.}
Nou, als het de riem op de foto is, dan vind ik die wel knap stoer hoor!
{Mowl: hij past me.}
Tsja…gelukkig ging dit trucje wel de goede kant op! Je had jezelf ook een duurdere riem aan kunnen praten…euh denken!
{Mowl: die was er niet.}
Wie geeft er nou 107,80 gulden uit aan een riem? Sorry hoor.
{Mowl: geeft niet.}
Sneller kun je het niet verdienen (-;
{Mowl: misschien als ik er nog wat lires en franken tegenaan had gegooid.}
En dan beweren mensen dat je niet meer mag omrekenen.
{Mowl: waaronder ik.}