|
Ik legde ’t saucijzenbroodje op de toonbank van de kiosk op ’t station.
“Eén?” zei ’t meisje van de kassa. “Saucijzenbroodje?” Haar stem klonk bekend. Ik keek op.
“Verrek.” zei ik toen ik de bangige ogen zag. “Werkt u niet bij de bakker?” ’t Meisje schudde gelaten haar hoofd.
“Ik ben d’r uitgeschopt.” zei ze. Ik rekende zwijgend af en liep terug ’t perron op.
[Wat had ik anders moeten doen? Zeggen dat ik dat wel gedacht had en dat ze in dit stationswinkeltje waarschijnlijk beter op d’r plek was? Mmm. Misschien moet ik dat de volgende keer maar doen.]
’t is ook een soort brood saucijzen
{Mowl: ik volg ’n brooddiëet.}
Tsja, mensen die moeite hebben om tot één te tellen moeten misschien niet werken als winkelbediende. Dat zij echt naar jouw reaktie moet kijken om te zien of haar antwoord op de vraag “Hoeveel saucijzenbroodjes liggen er op de toonbank?” correct is…tssss.
{Mowl: misschien is ’t ’n quiz?}
Misschien moet je haar uitleggen waar volgens jou het probleem zit, opdat ze niet keer op keer overal buitengeschopt wordt.
{Mowl: in m’n vrije tijd?}
Zie je wel! Ik heb het nog zo gezegd twee berichtjes geleden 😛
{Mowl: ik ook.}
Het meisje heeft ongetwijfeld haar deugden, ze gaat er alleen discreet mee om. Ook op haar wordt (of is) iemand stralend verliefd!
{Mowl: waarom niet?}
Het station is een verzamelplaats voor mensen die het elders in de maatschappij niet redden.
{Mowl: mensen zoals jij en ik?}
Ieder moment is goed voor een compliment!
{Mowl: wat zeg je dat mooi.}
Ik heb ook mijn momenten.
{Mowl: en zo vaak!}