“Hé Bob, wat kosten die afdrukken per stuk?” riep het meisje van de afdrukwinkel naar de man die Bob bleek te heten.
Eén twintig, dacht ik – want dat had ik al op internet uitgezocht.
“Zestig cent.” riep de man die Bob heet.
Eén twintig toch? dacht ik. Het meisje van de afdrukwinkel tikte al zestig cent in op de kassa. Dat was de helft van wat ik van tevoren had bedacht. Het verschil veroorzaakte een kleine kortsluiting in mijn systeem. Door de man die Bob heet.
Het was één twintig, dacht ik, Ze hebben zich vergist. Maar ik zei niks. In plaats daarvan schoof ik mijn bankkaart in het betaalapparaat. In het venstertje las ik het halve bedrag. Als vanzelf drukte ik op OK.
“Tasje erbij?” vroeg het meisje van de afdrukwinkel. Ook nog, dacht ik.
[Zo voelt een bankier zich dus, dacht ik toen ik naar buiten liep.]
Soms heb je een dag met een voordeeltje. Gewoon van genieten.
Genieten is een werkwoord – en daar ben ik niet zo goed in.
Als het in jouw nadeel was geweest had je natuurlijk ook gezwegen.
{Mowl: zeg, zedenmeester.}
I would have done
the same.
{Mowl: eigenlijk heb ik niks gedaan.}
Een bankier als ik geeft zelden wat uit, ken dat gevoel dus niet .. zal ns beginne met ‘spenden’ … schijnt ook goed te zijn voor de economie ..
{Mowl: ik dacht dat jullie je portemonnee al aardig lieten wapperen.}
ik had ’t wel gezegd, denk ik. niet eens getwijfeld?
{Mowl: twijfel is voor mietjes.}