Ze stelde zich voor als de geriater, het meisje met de hoofddoek. Ze droeg een witte jas, maar was ik haar op de gang tegengekomen had ik haar zeker en vast aangezien voor de een of andere assistent. In mijn concept van een geriater was dit een oudere, witte man met grijs haar – zij was niks hiervan.
Op al haar vragen en informatie reageerde Moeder met: “Ja”, op dit moment zowat het enige woord dat nog ongehinderd haar mond verliet. Ze leek geenszins van haar wijs gebracht door de aard van de arts aan haar bed – hoe anders dan ik, schaamde ik me zowat.
Ik probeerde met alle macht mijn vooringenomenheid te betomen, terwijl ik zag hoe Moeder haar hand op het meisje legde. Mijn verlichting had ik altoos hoger gedacht. Dat was dus een vergissing.
Het buurmeisje kwam binnen. Ze was van de kebab-groothandel.
“Turks meisje,” wees Moeder blij.