
Mannen besteden de eerste helft van hun leven met gewoonten aan te kweken die de tweede helft korter maken. Ann Landers
Tante had me een cadeaubon gegeven waarmee ik voor niks in de winkel tegenover het station een plantenkasje kon ophalen.
De kassamevrouw zag de bon in mijn handen en pakte het geschenk alvast. De trein was voor over tien minuten voorzien en er was maar één klant voor me. Die legde een zak zaad op de toonbank en pakte zijn portemonnee. Alles verliep voorspoedig.
“Wat is de schade?” vroeg de klant.
“Eén euro.” zei de kassameneer. De klant pakte een geldstuk. De kassameneer wilde het aanpakken, maar de klant hield de munt stevig vast tussen duim en wijsvinger. Tegelijk begon hij een relaas over dit en dat en weet ik al niet wat. De kassameneer bleef met zijn hand open, de kassamevrouw stond met het kasje te wachten en ik onderdrukte opkomend dierlijk gedrag. De door de winkelruit zichtbare aankomst en vertrek van de gele trein begroette ik slechts met een diepe zucht.
[Zonder dat ik het doorheb word ik steeds beschaafder.]
^_^ Mooie eigenschap. Geduld
Dat wel, maar het kost zo’n hoop tijd.
@christel: door jou is mijn zaad verbrand. Ik spuug net een slok hete thee uit na het lezen van jouw comment.
{Mowl: ik zei ’t d’r toch?}
Zaad doneren ook, denk ik weleens.
{Mowl: iemand heeft nu pijn.}
Zaad kopen is vaak een schreeuw om aandacht.
{Mowl: en verkopen?}
Dat zijn van die momenten waarop je niet wilt weten hoe hoog je bloeddruk is.
{Mowl: en dan nog zou ik de betekenis d’r niet van weten.}
Dat had ik niet volgehouden denk ik!
{Mowl: ik heb daarna wel ’t wachthuisje gesloopt.}