“Ik ben niet eens verdrietig, ik ben woest!” tierde de jonge vrouw. Ze was er net achter gekomen dat haar vriend een afspraakje had gemaakt met een vriendin. “Hij heeft bij hoog en bij laag volgehouden dat er niks aan de hand was.” ging ze door. “Als ik haar niet zelf had gesproken was ie gewoon van twee walletjes blijven eten!” Ze spoog vonken. “Kerels!” – ze maakte een verachtelijk geluid – “Ik heb ’t he-le-maal met ze gehad!”
In de stilte die er viel realiseerde ze zich mijn aanwezigheid.
“Ik vind het gewoon sneu voor je dat je een man bent.” zei ze, zachter, in een poging de genadeloze generalisatie af te zwakken. Ik liet de boodschap even tot me doordringen.
“Och,” zei ik dan, “het heeft ook zo zijn voordelen, hoor.”
[Deze vrouw, in deze situatie wilde van een dergelijke nuancering echter niks horen. Nog niet, tenminste. Daarvoor was de wond nog te vers.]
Wat voor een vriendin is dat nou weer? Met dat soort vrienden heb je geen vijanden nodig. Tsss. Vrouwen!
{Mowl: één van de voordelen van man-zijn is geen-vrouw-zijn.}
wordt ze nu pot?
{Mowl: ’t zou ’n logische stap zijn.}
Tja, boys will be boys
{Mowl: ’t zit in de natuur.}
Sommige mensen geloven nog echt in monogamie.
{Mowl: die noemen we vrouwen.}
Ze zou eens wat genuanceerder naar haar keuze van mannen moeten kijken.
{Mowl: ’n afgewogen oordeel, zo te zien.}
tss tss tss Mannen!!
*schudt medelevend het hoofd*
{Mowl: medelevend met wie?}