Sinksen

Aan de voet van de vuurtoren ziet men zijn licht het slechtst. J.V. Teunissen

Naast de deur groeide de druivelaar. De vruchten waren in wording, zag ik, al zou het nog wel even duren voor ze gerijpt waren en gegeten konden worden. Ik vroeg me af hoelang dat nog zou zijn.

Nee – heel eerlijk gezegd vroeg ik me eigenlijk af waarom ik hem niet eerder had opgemerkt. De wijnstok had er ongetwijfeld al jaren gestaan en al die tijd was ik er aan voorbijgegaan. En nu ineens zag ik de plant en zijn ooft.

We zouden er geen wijn meer van drinken, dacht ik, de trossen zouden onaangeraakt verdorren, als er niemand was die ze zou knippen. Nou ja, de kinderen dan toch. Die zouden ze nog plukken. En eten.

Dat soort gedachten had ik. Rare gedachten, helemaal niet op zijn plaats. Over druiven bij een voordeur waar ik afscheid van haar had genomen.

Morgen kwam de dokter om een laatste afspraak te maken.

Standaard