|
“En hoe was de pakjesavond?” telefoneerde Moeder daags na pakjesavond.
“Heerlijk.” zei ik. “Geweldig leuk. We zijn rond de middag gaan brunchen en tussendoor hebben we cadeautjes uitgewisseld en gedichtjes voorgelezen. En daarna hebben we nog wat hapjes gegeten en ’n wijntje gedronken.” Ik glimlachte bij de herinnering. “We waren pas rond zevenen thuis.”
“Zo.” zei Moeder.
“Ja.” zei ik. “We hebben ’t ook niet meer laat gemaakt. Ik heb geeneens meer naar ’t Schaep gekeken. Zo vroeg lagen we d’r in.”
“Opoe Withof is dood.” zei Moeder.
“En bedankt.” zei ik. “Dat had ik vanavond willen zien.”
“Komt ’t vanavond weer, dan?” verbaasde zich Moeder.
“Ik had ’t opgenomen.” zei ik.
“O.” zei Moeder. “Dan vergis ik me. Opoe is niet dood.”
[Ik hoorde dat ze meer wilde zeggen. “Laat maar.” zei ik.]
Er was een rare man in een jurk
{Mowl: Sinterklaas is heel normaal op pakjesavond, hoor.}
En Arie is Jezus.
{Mowl: reden genoeg om te gaan hemelen.}
Pakjesavond? Zijn jullie laat of vroeg?
En opoe is wel dood. Ik heb het zelf gezien.
{Mowl: laat — we konden niet eerder. En dat Opoe dood is, weet ik inmiddels ook.}
When you’ve taped
a program,
talk to nobody
before you’ve
watched it.
{Mowl: ik blijf leren.}