De Blijde Boodschap

Het is het antwoord niet dat verlicht, maar de vraag. Eugène Ionesco

Mahmoud had een boek bij zich, net als bij onze eerste ontmoeting. Op dezelfde plek waar ik kort ervoor de Poëet terug had gezien stond hij ineens voor me. Zijn rug rees rechter en zijn ogen zagen helderder dan ik had durven denken voor iemand die ik inmiddels in een inrichting vreesde — of erger. Hij schudde mijn hand.

“Hoe gaat het met je?” vroeg hij aan mij, in plaats van andersom. Ik verhaalde in het kort en zo ontspannen mogelijk de laatste jaren. Toch moesten er wrok en verbittering doorheen hebben geklonken, want hij schudde zijn hoofd.

“Jij hebt je plek, net als hij,” zei hij, “wat er ook is gebeurd. Vergeet dat niet.” Het klonk bijna als een beloken boodschap op een prentbriefkaart. Toch dorst ik er niet om te lachen.

[Ik heb het eerder ervaren: wanneer het er op aankomt, verliest cynisme het van ethiek. Zeker in december.]

Standaard

Phædo

Door haar blaadjes te plukken vergaar je de schoonheid van de bloem niet. Rabindranâth Tagore

Door haar blaadjes te plukken vergaar je de schoonheid van de bloem niet. Rabindranâth Tagore

Hij was altijd onaangepast geweest, de Poëet die op mijn schouder huilde. Waar de strijd tussen hem en de maatschappij meestal in remise werd beslecht, was hij nu langzaamaan zijn vechtlust kwijtgeraakt. Misschien dat hij daarom zomaar was verdwenen.

Hij was me voorbijgelopen, als we elkaar niet ineens hadden herkend. Aan zijn ogen zag ik het. Hij was mager geworden, maar toonde misschien wel beter dan ik me had voorgesteld — nou ja, minder slecht. Zeker gezien de omstandigheden.

“Ik ben compleet mislukt.” hoorde ik hem zeggen. Hij had verzaakt, vond hij, als vader, als vriend. Als sterveling. En daarom snikte hij.

“Onzin.” probeerde ik. “Ik heb je gemist. Hoe kun je mislukt zijn als er iemand is die je mist?” De Poëet haalde zijn hoofd van mijn schouder en glimlachte — vooral voor mij, kon ik niet helpen te denken.

Toen hij vertrok, wist ik dat ik hem nooit meer zou zien.

Standaard

Prinsesje

Rozen verwelken – doornen niet. Willy Reichert

“Wat ben jij een mooi prinsesje.” zei ik tegen het meisje in het roze regenjasje dat ineens voor me stond. Ze knikte met lange halen en duwde haar duimen tegen elkaar.

“Mm-mm.” wist ze. “En mijn zusje ook.”

Als in een televisieshow zwaaide ze haar arm naar achteren om ruimte te maken voor de ster van de avond: een iets groter meisje in een evenzo roze gekleurd jasje.

“Kijk eens aan.” zei ik, akelig bewust dat ik nooit zo oud had willen klinken, “Nog zo’n mooi prinsesje.”

Het tweede meisje reageerde heel wat terughoudender dan het eerste — maar lang niet zo argwanend als de moeder die er achter liep. Met haar armen zwaaiend verzamelde ze de kinderen.

“Kom.” zei ze, me vilein aankijkend, “We gaan.”

Het zusje greep meteen haar hand, waar het meisje nog aarzelde. Als ze probeerde me te zwaaien, werd ze prompt meegetrokken.

Standaard

Cobra-slang

Bewonder een vrouw om haar nagels, en als klauwen zal ze ze laten groeien. Gerrit Komrij

Bewonder een vrouw om haar nagels, en als klauwen zal ze ze laten groeien. Gerrit Komrij

“Hij lijkt op een cobra-slang. Kijk maar.” zei de vrouw. Ze liet me de binnenkant van haar rechterhand zien. Ze bewoog de duim heen en weer en keek me daarbij strak aan.

“Zo zijn ze ook in Azië.” zei ze. “Cobra-slangen. Dat heb ik gezien op tv.” Ik knikte.

“En uw andere hand?” vroeg ik. Ze liet het me zien.

“Dit is meer een muis.” zei ze. Ze bewoog twee vingers. “Zie je wel?” Ze keek zelf naar de twee bewegende vingers. “Maar het lijkt ook wel op een neus.” vond ze.

“Was dat niet eng,” vroeg ik. “toen u die slang ontdekte?” De vrouw liet meteen de handen zakken.

“Het is niet echt, hoor.” zei ze.

Ze glimlachte als om me gerust te stellen. Maar in haar ogen zag ik dat ze me maar raar vond.

Standaard

Honds

Als ik maar lang genoeg blijf wachten Zal er een eeuwigheid niets gebeuren. Gerrit Komrij

Als ik maar lang genoeg blijf wachten
Zal er een eeuwigheid niets gebeuren. Gerrit Komrij

Buiten de supermarkt wachtte een kleine hond. Binst hij wachtte, jankte hij. Het regende bovendien, dus zijn verdriet leek rechtvaardig. Ik kreeg met hem te doen.

Net dat ik op hem af wilde lopen om, weet ik het, wat troostende woorden te spreken of een bemoedigende aai over zijn kop te geven, openden de schuifdeuren en kwam een dame van middelbare leeftijd naar buiten.

De hond staakte meteen zijn geklaag en begon te piepen. Maar zo donker als daarnet zijn bestaan werd bezongen, zo vol vreugde en verwachting klonk het nu. De dame naderde de hond met haar boodschappenwagentje.

“Rot op, stom beest.” grauwde ze. Ze duwde het dier opzij om haar karretje te kunnen parkeren.

[De hond ontging de misplaatstheid van zijn blijdschap. Tot de dame haar muntje had geïncasseerd en verdween. Dan zette hij zijn elegie opnieuw in.]

Standaard

Ziener

De zwarte piet wordt doorgaans toegespeeld aan hen die nog in Sinterklaas geloven. S.C. de Vries

De zwarte piet wordt doorgaans toegespeeld aan hen die nog in Sinterklaas geloven. S.C. de Vries

Hij kwam ergens vandaan, maar zijn herkomst kon ik niet goed duiden, de magere, lichtgetinte man met het baseballpetje op, die ineens voor me stond, terwijl ik andere dingen aan het doen was.

“U bent een goed mens.” zei hij met een onnavolgbaar accent. Hij keek me aan, waarbij zijn ogen net langs de mijne tuurden. Hij leek ergens iets te zien.

“Volgend jaar wordt alles beter.” zag hij. “Het wordt een heel goed jaar voor u. En het jaar daarop ook.” Dat laatste zei hij na een korte pauze, alsof hij aarzelde het me te vertellen. Dan wilde hij weglopen. Na een halve stap bedacht hij zich.

“Morgen komt Zwarte Piet.” besloot hij. Waarop hij verder liep en verdween.

[Dat was gisteren. Waarmee hij bewees wel degelijk in de toekomst te kunnen kijken.]

Standaard

Pap

Het leven is één en al tegenstelling. En het tegenovergestelde is óók waar. Kamagurka

Het leven is één en al tegenstelling. En het tegenovergestelde is óók waar. Kamagurka

De vrouw en haar zoon waren verzeild geraakt in herinneringen aan de oorlog. Zij wist nog haarscherp van het geweld waarmee de veel te jonge mannen elkaar destijds bevochten — pal bij haar voor de deur, in haar straat. Een soldaat vluchtte zelfs uit pure angst bij haar ouders onder het bed. De vrouw liet het eventjes bezinken.

“Dat was nog voordat de stad werd geëvacueerd.” hernam ze. “We moesten alles achter ons laten omdat het te gevaarlijk was om te blijven. En toen we terugkeerden was alles weg.” Haar wimpers trilden. “Alles.” herhaalde ze. “Weg.”

“En er was geen pap.” wist de zoon ineens. De moeder keek gebelgd.

“Pap?” zei ze. “Wat nou, pap? Je was een kind.”

De zoon was niet geraakt.

“Nou en?” zei hij. “Ook kinderen moeten eten.”

Standaard

Mira

Wie haar liefheeft ontbloot de waarheid niet in het openbaar. Gaby vanden Berghe

Wie haar liefheeft ontbloot de waarheid niet in het openbaar. Gaby vanden Berghe

De vrouw achter me in de rij stootte een jongere versie aan, die ik vermoedde haar dochter te zijn. “Daar heb je Kira.” hoorde ik haar zeggen.

“Mira.” verbeterde de dochter.

“Hey Kira, ben je van de brommer gevallen!” riep de vrouw over mijn hoofd. Even verderop draaide een meisje zich om. Ze leunde op een kruk. Met haar vrije hand zwaaide ze naar de vrouw.

“Ik ben uitgegleden.” riep ze terug.

“Zeker teveel gezopen!” galmde de vrouw, waarna ze een raspende lach liet ontsnappen. Mira lachte en knikte zo’n beetje, alsof ze niks had verstaan. De vrouw zette een paar blikjes bier uit haar karretje op de band.

“Ze zuipen zoveel bij Kira thuis.” smoezelde ze tegen de dochter.

“Mira.” zei ze.

Standaard

Dennis

Knoflook houdt het langer uit dan Chanel. Faith Hines

Knoflook houdt het langer uit dan Chanel. Faith Hines

De jongen kwam de wachtruimte ingelopen, met het gejaagde dat je vaker ziet bij mensen die te vaak van het hoofdpad zijn afgeweken. Net als hij was gaan zitten, op de laatste plaats in de hoek, kwam een vrouw met een geel hesje hem na.

“Hey Dennis,” maande ze, nog voor ze bij hem was, “We hadden afgesproken dat je hier niet meer zou zijn.”

“Ja mevrouw.” zei Dennis. Hij klonk onderdanig. Het Gele Hesje zette haar voeten uit elkaar.

“Dus met de volgende trein ben je hier weer weg.” bepaalde ze. “Begrepen?”

“Ja mevrouw.” herhaalde Dennis. Het Gele Hesje wachtte een ogenblik voordat ze omdraaide.

“Mooi.” zei ze hardop bij haar vertrek.

[De trein kwam kort daarna voorgereden. Hij stopte er lang genoeg voor Dennis om te kunnen vertrekken. Maar dat deed hij niet. Hij bleef.]

Standaard

Peren

Bij rotte appelen is de keus gering. William Shakespeare

Het was meer omdat ik er niet langs kon dan uit naastenliefde dat ik voor de vrouw in de scootmobiel bleef stilstaan. En ze was er nog eens vriendelijk ook.

“Och, zoudt u misschien dat blikje peren voor me kunnen pakken?” vroeg ze me. Ik probeerde mijn voortgangsbelemmeringsergernis te onderdrukken en glimlachte naar vermogen. Zonder verdere omhaal reikte ik naar het bovenste schap.

“Alstublieft.” gaf ik haar de conserven. In plaats van de verwachte opgetogenheid kreeg haar oogopslag ineens iets bedenkelijks.

“Ik bedoelde eigenlijk ananas.” schoorvoette ze. “Ik blief in feite geen peren.” Ze hergaf me de suikervruchten. Gelijkmoedig glimlachend verwisselde ik ze.

“Alstublieft.” zei ik andermaal. Peinzend bekeek de vrouw het etiket.

[Toen ze opkeek was ik naar het gangpad erneven ontsnapt. Ik voelde me laf en min — maar zoiets went.]

Standaard