Eenenveertig

Het was blijkbaar de tijd der vaderlozen, waar ik in was getreden. Want ook zij, die dame van vijfentachtig, had geen idee van wie zij kwam.

“Hij zou een Franse graaf zijn,” vertelde ze, “die op de plantage waar mijn moeder werkte drie vrouwen had bezwangerd. Maar er was een gravin, dus waren wij een schande. Nou ja, misschien een euvel, dat kon worden verholpen met wat geld en een invalvader. Mijn moeders eer was er door gered en, wat belangrijker was, het blazoen van de graaf gezuiverd.”

De herinnering deed haar ogen sprankelen.

“Mijn broer kende mijn vader,” zei ze, “en die was lang en blond, met blauwe ogen. Nou, daar leek ik helemaal niet op. Maar dan pochte ik over de erfenis die ik van de graaf had gekregen.

O ja, zei mijn broer, wat dan?

Mijn voeten, zei ik, ik ben hier de enige met maat eenenveertig.

Standaard

Zogenaamd

Ze was kort na de oorlog geboren en meteen aan een ander gezin afgestaan. De verworteling beoordeelde ze met schouderophalen.

“Ik heb goed plat leren praten,” lachte ze. Dan werd haar blik serieuzer.

“Vorig jaar ontdekte ik ineens dat ik nog drie broers had,” zei ze, “nou ja twee: de derde was al dood. Maar ze hadden allemaal in het theater gestaan,” zei ze, “acteurs waren ze, alledrie.”

De glimlach keerde gemind terug.

“Ik had ze zelfs nog wel op televisie gezien,” knikte ze, “zonder dat ik wist dat ze… Nou ja.”

Uit haar handtas haalde ze een zakdoek, die ze fijnkneep in haar vuist. Ik zag haar bijten op de lippen.

“Na vijfenzeventig jaar weet ik eindelijk hoe ik heet,” hoorde ik.

Haar hoofd zakte wat. Kort. Dan keek ze weer op.

“Maar in het dorp blijf ik wie ik ben,” zei ze. “Daar kennen ze me niet anders.”

Standaard

Energie

“Ik keek op mijn stappenteller -,” begon de man.

Meteen na deze inleiding hield hij in en keek hij rond. Het begin vernoodzaakte al een uitleg zag hij. Hij knikte.

“Jazeker, ik heb een stappenteller,” verzekerde hij. Hij liet ter bewijs zijn telefoon aan de bende zien. Dan ging hij verder.

“Maar goed, die stappenteller dus, vertelde me dat ik er al tweehonderdvijftig had gezet. Stappen welgezegd. Die dag dan.”

Weer keek hij om zich heen om de gezichten van de avond te meten.

“Dat was het record van de maand,” vertelde hij. Zijn ogen vergrootten en verstrooiden de sjeu als mest uit een gierkar. Het gezelschap was begerig naar de voeding die hij bood.

Dan schonk hij zich nog een glas in en leunde achterover – voldaan, zo te zien. De omzitters wist hij aan zijn lippen.

“Ik ben zuinig met energie,” nipte hij grijnzend. “Zeker als het de mijne is.”

Standaard

Verdronken

Het was niet voorzien. Ik had het niet bedacht. Ik had gedacht dat ik gewoon een bezoek zou brengen aan haar graf. Uit respect. Deemoedig. Zoals van een zoon mag worden verwacht.

Maar toen ik daar stond en een verwoording zocht van wat ik voelde, werkelijk voelde, overspoelde de woede me – ik kan het niet anders noemen.

Ze had gesproken toen ze had moeten zwijgen, wist ik, en was stil gebleven toen ze juist had moeten praten.

Wat doe ik hier? dacht ik, toen ik overkolkt werd en verdronk – bijna verdronk, nou ja, dreigde te verdrinken, maar niet verdronk, niet echt, niet werkelijk. Maar bijna.

Ik draaide me om en liep weg, het grindpad af, naar de uitgang.

Op een aantal stenen was een briefje geplakt, van de beheerder, dat het graf binnenkort geruimd zou worden.

Ik moest daarop nog wachten, dacht ik, toen ik de poort achter me sloot.

Standaard

Voort

Ze kon er ook nog wel bij. Het zoveelste sterfgeval in korte tijd. Het was een aaneenrijging van doden om me heen. Dor hout werd gesnoeid, wie overtollig was geruimd.

Zij kon er ook nog wel bij.

Ik bedoelde dat feitelijk.

Van de doden niets dan goeds, natuurlijk – en ik zal geen kwaad woord van haar spreken – maar haar overlijden was haast een gaping in de neerslaande reeks van verlies en verbeurte, een verademing zelfs.

Ik ga haar niet missen, dacht ik bijna schaamteloos, tenminste: niet erg, dacht ik erachteraan om mezelf niet al te gevoelloos te doen lijken, terwijl ondertussen geniepig de eerste gedachte zich bleef herhalen.

Gelukkig, dacht ik stil en vooral niet hardop, zal ik geen tranen hoeven laten en ongehinderd kunnen lachen zonder me schuldig te moeten voelen omdat zij er niet meer is.

Deze dood, dacht ik, bewijst mij dat het leven werkelijk verder gaat.

Standaard

God

Het kwam bij me op toen ik een bloem zag.

Het was een mooie bloem, met sierlijk gevormde blaadjes waar blauw-paarse cirkels op geprojecteerd leken. Ik herkende de plant al wist ik geen naam. Ik had hem vaker gezien.

Maar daar en dan – ik had net boodschappen gehaald en was onderweg naar huis; een onwaarschijnlijk punt in tijd en ruimte voor zulke verdieping – trof me de schoonheid en de vorm. En ik dacht:

Al wat leeft heeft er één, een vorm bedoel ik, en de totstandkoming en teloorgang ervan markeren het begin en het einde.

Maar waarom eigenlijk? Waarom hebben we een vorm? Wat is de zin van materie?

Ik bleef er niet lang bij stilstaan. Ik moest naar huis. Ik had trek.

Ook zoiets, dacht ik toen ik de sleutel in het slot stak, al dat onderhoud. Als ik God was, dacht ik – maar dan, ik was hem al.

Standaard

Staar

Niets van wat de mens overkomt is ooit natuurlijk, omdat zijn aanwezigheid de wereld op losse schroeven zet. Simone de Beauvoir

“Ik had hier maar zestien procent,” zei ze, wijzend naar haar linkeroog, “en aan de andere kant misschien veertig – maar ik bleef gewoon autorijden. Nooit problemen gehad.”

Ik had wat willen zeggen, mogelijk iets vermanends of anders gewoon een grapje, maar ze droeg een gehoorapparaat in elk oor en ze stonden allebei uit. Ze had in elk geval nog geen ene keer gereageerd op wat ik had gezegd. Hooguit mij wat merkwaardig aangekeken. Uiteindelijk was ik maar stil gebleven. Het gevolg was dat zij bleef praten en ik zo nu en dan maar wat knikte.

“En toen kreeg ik die staaroperatie en mocht ik ineens zes maanden niet meer achter het stuur,” ging ze verder, “terwijl mijn zicht juist beter was geworden. Snap jij dat nou?”

Geoefend haalde ik mijn schouders op.

Ze keek me even aan.

“Jij zegt ook niet veel,” vond ze, “ben je soms doof of zo?”

Standaard

Dorp

Groot betekent niet noodzakelijk beter. Zonnebloemen zijn niet beter dan viooltjes. Edna Ferber

“Als ik dat van tevoren had geweten, was ik nooit naar dit dorp verhuisd.”

De regen die gestaag op de grote paraplu neerviel verbeterde het gemoed van de man bepaald niet.

“Het is zo’n kleine gemeenschap, zo van ons-kent-ons, maar mij kent niemand of wil niemand kennen. Ik heb hier nooit thuis gehoord en dat zal ook wel nooit gebeuren. Ik vrees nu al de dag dat ik word opgenomen in het oudemannentehuis.”

Hij grinnikte zonder overtuiging en stopte er gelijk maar mee.

“Je kunt er maar beter om lachen,” deed hij, “tenslotte komt aan alles een eind. Huilen helpt geen moer.”

Hij schudde zijn hoofd.

“Ik zou natuurlijk mijn huis kunnen verkopen en ergens anders gaan wonen, maar dat is ook niet echt een optie. Ik heb nu een ton overwaarde, dus ik zou wel gek zijn om niet te blijven.”

“Soms heb je gewoon geen keuze,” mompelde hij.

Standaard

Dino’s

Beproevingen zijn een basis voor succes, mits je er niet aan onderdoor gaat. Brigitte Bardot

Ze trok het meisje een regenjas aan toen het begon te druppelen. Er stonden dinosaurussen op gedrukt.

“Ze is er helemaal weg van,” vertelde ze, “we mochten het museum niet verlaten zonder dat we haar dit jasje kochten. Vertel eens tegen die meneer,” zei ze, “welke dino’s vind je nou het allerleukst?”

Het meisje had niet direct zin in een ontboezeming, zag ik. Ze sloeg de handjes voor haar gezicht en duwde heur hoofd tegen de boezem van de moeder.

“Langnek,” hoorde ik desalniettemin. De moeder knikte.

“Juist ja,” zei ze, “langnek.”

Ze pakte een armpje van het meisje en paste het in een mouw.

“Nu die andere nog,” zei de moeder, “anders word je nat.”

Dociel liet het kind zich aankleden.

“Je wil niet weten hoe ze je daar aankijken wanneer je vertelt dat je niet in de evolutie gelooft,” grinnikte ze.

Ze moest er haar hoofd van schudden.

Standaard

Inpakken

De mooiste gebakjes
zijn niet steeds het lekkerst.
Margaret E. Sangster

Ik had meteen al een hekel aan hem. Zoals hij daar stond, in de rij voor me, met zijn volmaakte lichaam, zijn foutloze kapsel en zijn smetteloze huid. En wat dat eerste betrof: hij droeg ook nog eens een nauwsluitend trainingspak waardoor ik al zijn vormen kon zien.

Hij lachte – natuurlijk, dat had ik ook gedaan als ik hem was geweest. Had ik al verteld dat hij ook nog eens jong was en zijn tanden recht en hagelwit? Dat zag ik dus door die lach.

Hij draaide zich om. Niet naar mij, maar naar de vrouw tussen ons, die haar boodschappen in het mandje van haar rolstoel had gezet.

“Zal ik ze voor u op de band leggen?” vroeg hij met een akelige radiostem.

De vrouw knikte. Vanzelf.

“Heel graag jongeman,” glunderde ze.

Ik draaide mijn hoofd. Straks moet ik helpen inpakken, dacht ik nog. Gelukkig ging kassa zes open.

Standaard